Een man is houder van een motorrijtuig, ingericht als kampeerauto, waarvan de geldigheid van het kenteken is geschorst vanaf 21 september 2021. Op 19 oktober van dat jaar wordt geconstateerd dat met het motorrijtuig gebruik is gemaakt van de openbare weg. Daarop stuurt de inspecteur de man op 13 januari 2022 een brief “Vooraankondiging naheffingsaanslag/boetebeschikking”. In de vooraankondiging staat informatie over de heffing van de motorrijtuigenbelasting en beëindiging van de schorsing van het kenteken.
Op 28 februari 2022 legt de inspecteur de man een naheffingsaanslag en een verzuimboete op. Op 2 maart 2022 ontvangt de man een rekening motorrijtuigenbelasting van € 281,- voor de periode van 4 januari 2022 tot en met 4 april 2022. De man schorst het kenteken opnieuw vanaf 2 maart en betaalt de rekening op 14 maart 2022. De inspecteur verlaagt de rekening met € 100,- voor de genoemde periode. De man maakt bezwaar bij de rechtbank Gelderland tegen de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de voldoening van motorrijtuigenbelasting naar aanleiding van de rekening.
Rechtbank had ook over beroep tegen rekening moeten beslissen
De man gaat in hoger beroep nadat de rechtbank de MRB-naheffingsaanslag en de verzuimboete handhaaft. Volgens hof Arnhem-Leeuwarden is de man ook tegen de voldoening van motorrijtuigenbelasting van € 281,- voor de periode van 4 januari 2022 tot en met 4 april 2022 opgekomen.
Uit de uitspraak op bezwaar blijkt dat de inspecteur het bezwaar ook als zodanig heeft opgevat en inhoudelijk heeft beoordeeld. De rechtbank heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat de voldoening van motorrijtuigenbelasting naar aanleiding van de rekening geen onderdeel van het geschil uitmaakt. De rechtbank had ook over het beroep tegen de rekening een beslissing moeten nemen, oordeelt het hof. Nu de rechtbank dit heeft nagelaten is in zoverre het hoger beroep gegrond.
De man stelt zich op het standpunt dat hij door het handelen van de inspecteur niet de mogelijkheid heeft gehad het motorrijtuig sneller opnieuw te schorsen. Hij vindt dat de heffing over de periode van 4 januari 2022 tot en met 1 maart 2022 voorkomen had kunnen worden. Hij had na het begaan van de overtreding op 19 oktober 2021 door de inspecteur geïnformeerd moeten worden over het feit dat het kenteken van het motorrijtuig bij de Belastingdienst niet langer als geschorst was geregistreerd. Nu kreeg hij pas bericht van de inspecteur op 13 januari 2022 toen het tijdvak van 4 januari 2022 tot en met 4 april 2022 al was begonnen.
Zelf actie ondernemen
Op grond van de tekst van de vooraankondiging van 13 januari 2022 was hem niet duidelijk geworden dat hij actie moest ondernemen om het motorrijtuig opnieuw te schorsen, omdat hij bij controle van het register van de RDW had gezien dat het motorrijtuig nog als geschorst stond vermeld.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat terecht motorrijtuigenbelasting is voldaan. Uit de wet volgt immers dat de schorsing als beëindigd wordt beschouwd met ingang van de laatste dag van het tijdvak waarin het gebruik van de weg met het motorrijtuig is gemaakt. Het kan hem daarom niet worden verweten dat vanaf 4 januari 2022 een nieuw tijdvak is aangebroken. Het hof stelt in dit geval dat die dag 3 januari 2022 was. Omdat de schorsing van het kenteken voor de werking van de Wet MRB was beëindigd, heeft de man in beginsel terecht voor het volgende tijdvak motorrijtuigenbelasting voldaan.
Het hof heeft oog voor het feit dat de informatie in de vooraankondiging van 13 januari 2022 tot verwarring kan leiden in combinatie met het feit dat het voertuig op de website van de RDW nog steeds als geschorst stond vermeld. Het hof constateert dat bij de Belastingdienst sprake is van een passieve informatiestroom, wat wil zeggen dat de Belastingdienst informatie verkrijgt van de RDW. Maar de bij de Belastingdienst verkregen informatie over bijvoorbeeld de overtreding van de schorsingsvoorwaarden, wordt niet automatisch ook bij de RDW gewijzigd.
Fiscaal begunstigende regeling
Het hof overweegt echter ook dat de man zelf de keuze heeft gemaakt om ondanks deze verwarring geen nader onderzoek te doen, terwijl in de vooraankondiging duidelijk is aangegeven dat hij, als hij nog vragen heeft, kan bellen met de Belasting Telefoon Auto. Omdat de schorsingsregeling fiscaal gunstig is, zijn de gevolgen voor de keuze om niet te bellen voor rekening en risico van de man zelf.
Het is duidelijk geworden, zo oordeelt het hof, dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en daarom sprake is van een verzuim. De inspecteur kan daarom een verzuimboete opleggen van 100% van de nageheven belasting. Conform het (nieuwe) Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst bedraagt de verzuimboete echter nu maximaal 50% van het bedrag aan belasting dat niet is betaald, met een minimum van € 50,-.
Dit betekent dat het hoger beroep in zoverre gegrond is en dat de verzuimboete op 50% van de nageheven belasting wordt vastgesteld. Omdat er geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan de verzuimboete dient te worden verminderd, acht het hof een verzuimboete van € 165,- passend en geboden.
Hof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2024:4879