De dga is economisch rechthebbende tot de voordelen afkomstig uit de structuur, en is dus aanmerkelijk belanghouder. De rechtbank vermindert nog wel een deel van de aanslagen omdat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de dga bepaalde bedragen heeft genoten.
In de aangiften IB/PVV over de jaren 2007, 2008 en 2009 vermeld de dga geen belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang, en ook niet dat hij houder is van een aanmerkelijk belang. Bij het opleggen van de aanslagen over die jaren volgt de inspecteur de ingediende aangiften.
In mei 2018 doet het Ministerie van Financiën een internationaal gegevensuitwisselingsverzoek gericht aan de Luxemburgse autoriteiten om informatie te verkrijgen over mogelijke bankrekeningen bij de bank van onder meer de dga. In juni 2019 verzoekt de inspecteur de Officier van Justitie om toestemming het strafdossier ‘Olympic’ te mogen inzien voor fiscale doeleinden met betrekking tot de dga en zijn echtgenote voor wat betreft het jaar 2007 en de jaren daarna. Naar aanleiding van de bevindingen legt de inspecteur navorderingsaanslagen op vanwege inkomen uit aanmerkelijk belang.
De dga en zijn partner waren betrokken bij de uitkering van dividenden door verschillende ondernemingen. De inspecteur is van mening dat de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Ook is hij van mening dat de door dga ontvangen geldbedragen loon uit dienstbetrekking vormen. De rechtbank Gelderland beoordeelt of de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd en of de dga een aanmerkelijk belang heeft.
Dga is uiteindelijk UBO van diverse vennootschappen
De inspecteur is van mening dat de dga voor de in geschil zijnde jaren de uiteindelijk gerechtigde is van de voordelen van diverse vennootschappen. De dga zelf heeft expliciet aangegeven UBO te zijn van die vennootschappen. De bankrekening waarop de voordelen uiteindelijk zijn ontvangen, staat op naam van de dga en zijn echtgenote.
Rechtbank Gelderland overweegt dat een aanmerkelijk belang wordt gehouden door degene voor wiens rekening en risico de aandelen worden gehouden, oftewel bij degene bij wie het economisch belang ligt. Aan de hand van documenten stelt de rechtbank vast dat de dga zich als UBO heeft gepresenteerd van een van de vennootschappen.
Structuur met als enige doel, ontduiken van belasting
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur, ook met de normale bewijslastverdeling, aannemelijk gemaakt dat de dga de economisch gerechtigde is tot de voordelen uit de structuur. De rechtbank acht aannemelijk dat de structuur met geen ander doel is opgetuigd dan het ontwijken van belasting, meer in het bijzonder met het doel te verdoezelen dat de dga houder is van een aanmerkelijk belang in de tot de structuur behorende (buitenlandse) vennootschappen.
De dga wordt veroordeeld voor het herhaaldelijk onvolledig doen van aangifte IB/PVV met als doel minder belasting af te dragen. De rechtbank oordeelt dat de kwalificatie UBO wel degelijk ook van belang is voor het antwoord op de vraag of de dga economisch gerechtigde is tot de genoemde vennootschappen, en daarmee als aanmerkelijk belanghouder van die vennootschappen.
Dat het begrip UBO voor niet-fiscale wetten een sterk afwijkende betekenis zou hebben wijst de rechtbank van de hand. Dat de aandelen in een van de vennootschappen formeel-juridisch in handen waren van een Panamese stichting maakt dit oordeel niet anders aangezien deze stichting geen UBO is. Uiteindelijk zijn de uit de structuur afkomstige gelden ook niet aan die stichting, maar aan de dga en zijn echtgenote ten goede gekomen. Die gelden zijn immers gestort op de Luxemburgse bankrekening van de dga en zijn echtgenote.
Heeft dga dividenden genoten?
De conclusie van de rechtbank is dat de dga aanmerkelijk belanghouder is van de tot de structuur behorende vennootschappen. Vervolgens is het de vraag of de dga reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang (dividenden) in de zin van artikel 4.12, letter a, van de Wet IB 2001 heeft genoten, en zo ja hoeveel.
De dga is van mening dat bij gebreke aan een belastbaar feit er ook geen genietingstijdstip is. De rechtbank stelt vast dat uit de door de inspecteur overgelegde stukken volgt dat de dga de uit de structuur afkomstige dividenden op 4 data in 2008 en 2009 op zijn bankrekening heeft ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat die data zijn aan te merken als de data waarop de voordelen zijn genoten. Omdat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de dga bepaalde bedragen heeft genoten vermindert de rechtbank de navorderingsaanslagen voor de jaren 2007 en 2008. Voor het jaar 2009 blijft de navorderingsaanslag ongewijzigd.
Immateriële schadevergoeding vanwege overschrijding redelijke termijn
De rechtbank komt niet tegemoet aan het verzoek van de dga om de navorderingsaanslagen IB/PVV te verminderen naar nihil vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank is van oordeel dat er geen rechtsgrond bestaat om de navorderingsaanslagen IB/PVV naar nihil te verminderen vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Wel bestaat eventueel reden een vergoeding, in de vorm van een immateriële schadevergoeding, toe te kennen voor de overschrijding van die termijn.