Zijn latere claim tegen de Staat strandt nu in hoger beroep op verjaring. Daarmee is definitief een einde gekomen aan zijn poging om alsnog een schadevergoeding te krijgen voor het – volgens hem – onrechtmatig verstrekken van justitiële gegevens door de Staat aan De Nederlandsche Bank (DNB) in 2013.
Screening en ontslag
De oud-medewerker van Mazars werd in 2013 door het accountantskantoor ingeschakeld bij een DNB-project via BlackRock Solutions. Kort na indiensttreding werd hij door DNB gescreend. Daarbij gaf hij toestemming om justitiële gegevens op te vragen. Op 22 oktober 2013 liet DNB weten dat hij de werkzaamheden niet mocht uitvoeren. Binnen enkele maanden verloor hij zijn baan.
De man stelde dat de Staat deze justitiële gegevens destijds zonder wettelijke grondslag aan DNB had verstrekt. Na een eerdere, mislukte civiele procedure tegen DNB over de screening kwam het in 2016 alsnog tot een schikking van een kwart miljoen euro, mede na ontvankelijk verklaarde klokkenluidersmeldingen bij toenmalig RvC-voorzitter Alexander Rinnooy Kan.
Rechtbank
De man stapte naar de rechtbank, maar daar werd zijn claim van de hand gewezen. De vijfjarige verjaringstermijn was naar het oordeel van de rechtbank aangevangen op 22 oktober 2013, de datum van de brief van DNB, omdat de oud-medewerker van Mazars uit die brief had moeten afleiden dat de Staat zijn justitiële gegevens aan DNB had verstrekt. Hij was daarom volgens de rechtbank op dat moment bekend met zijn schade en de aansprakelijke persoon. De man had tot en met 23 oktober 2018 de tijd om de Staat aansprakelijk te stellen of de verjaring te stuiten maar deed dat niet.
Het beroep van de Staat op verjaring is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, luidde het oordeel. De oud-medewerker van Mazars heeft geen belang bij de gevorderde verklaring voor recht, omdat de vordering tot schadevergoeding is verjaard en een ander belang – dus los van de beoogde schadevergoeding – niet was gesteld of gebleken.
Verder gold ook nog: ‘Ten overvloede heeft de rechtbank overwogen dat het vooralsnog niet duidelijk is geworden waarom de Staat onrechtmatig jegens [appellant] zou hebben gehandeld en dat daarbij komt dat [appellant] een forse schadevergoeding van DNB heeft ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [appellant] niet onderbouwd dat de mogelijkheid aannemelijk is dat de schade die is veroorzaakt door het verstrekken van de justitiële gegevens méér bedraagt dan de al ontvangen € 250.000,-.’
Start verjaringstermijn: uiterlijk 2015
Het hof sluit zich nu in hoger beroep aan bij het oordeel van de rechtbank dat de vijfjarige verjaringstermijn al jaren geleden is verstreken. Zelfs als niet wordt uitgegaan van 22 oktober 2013, maar van latere data in november of december 2013, stond volgens het hof vast dat de man in ieder geval in 2015 al wist dat de Staat zijn justitiële gegevens had verstrekt en dat hij dit als onrechtmatig beschouwde.
Dit blijkt uit een e-mail van hemzelf van 23 mei 2015 en een brief van zijn toenmalige advocaat van 2 oktober 2015. Daarmee had hij, aldus het hof, “voldoende zekerheid” om een vordering tegen de Staat in te stellen. De termijn liep daardoor uiterlijk op 2 oktober 2020 af. Omdat hij de verjaring in de tussentijd niet heeft gestuit, is de vordering verjaard.
Beroep op redelijkheid en billijkheid afgewezen
De oud-Mazars-medewerker voerde verder opnieuw aan dat het beroep van de Staat op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, omdat het ging om zeer privacygevoelige gegevens met grote negatieve gevolgen voor hem.
Het hof wijst dat argument af: alleen in uitzonderlijke gevallen kan een beroep op verjaring worden doorbroken, en rechtszekerheid weegt zwaar. Dat de man werd bijgestaan door een advocaat en geen overtuigende reden gaf waarom hij niet eerder actie ondernam, speelde hem parten.
Geen belang bij verklaring voor recht
Omdat de schadevergoedingsvordering verjaard is, heeft de man volgens het hof ook geen belang meer bij een verklaring voor recht. Hij kon niet concreet maken welk ander belang – los van financiële compensatie – hij daarbij zou hebben.
Bovendien merkt het hof, net als de rechtbank, op dat niet duidelijk is waarom de door de Staat verstrekte gegevens tot méér schade zouden hebben geleid dan het bedrag dat hij al van DNB ontving.
Einde procedure
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag. Het komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of de Staat daadwerkelijk onrechtmatig handelde. De man wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
Gerechtshof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2025:1306
