Een vrouw, die is geboren in 1984, ontvangt in 2008 van haar ouders een schenking onder schuldigerkenning van € 22.379,-. De ouders zijn daarbij een rente verschuldigd van zes procent per jaar. In de aangifte schenkbelasting wordt de eenmalig verhoogde vrijstelling toegepast. In afwijking van wat is bepaald in de notariële akte betalen de ouders over het onder schuldigerkenning geschonken bedrag geen rente aan hun dochter. In juni 2017 ondertekenen de dochter en haar ouders een overeenkomst waarin zij verklaren dat de schenking van 2008 met wederzijds goedvinden is ontbonden.
In 2018 ontvangt de vrouw tweemaal een schenking van haar ouders van in totaal € 67.500,-. In 2019 ontvangt de dochter vijf maal geldbedragen van haar ouders voor in totaal € 33.300,-. Voor beide schenkingen doet de vrouw aangifte schenkbelasting en zij doet daarbij een beroep op de eigenwoningvrijstelling. De inspecteur neemt het standpunt in dat de eigenwoningvrijstelling slechts gedeeltelijk kan worden toegepast vanwege de in 2008 toegekende verhoogde vrijstelling. De vrouw gaat in beroep bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Standpunt Kennisgroep Successiewet
De vrouw is van mening dat zij bij de schenkingen van 2018 en 2019 wel recht heeft op toepassing van de eigenwoningvrijstelling. Zij stelt dat de schenking van 2008 is ontbonden, herroepen dan wel vervallen is verklaard, en dat zij dus ter zake van die schenking geen gebruik heeft gemaakt van de eenmalige verhoogde schenkingsvrijstelling. De vrouw beroept zich op het standpunt van de Kennisgroep Successiewet dat gaat over het herleven van de eenmalig verhoogde vrijstelling schenkbelasting na het herroepen van een schenking.
De rechtbank oordeelt dat een redelijke wetstoepassing meebrengt dat de eerdere schenking wordt weggedacht en bij een latere schenking alsnog een geslaagd beroep kan worden gedaan op de eenmalig verhoogde vrijstelling. De rechtbank is van oordeel als de herroeping van de schenking plaatsvindt om andere dan fiscale redenen, de herroepen schenking voor toepassing van de eenmalig verhoogde vrijstelling helemaal wordt weggedacht. Er kan daarom, als op het moment van de ‘tweede’ schenking aan de voorwaarden wordt voldaan, met succes een beroep op de eenmalig verhoogde vrijstelling worden gedaan.
Schenking is niet ontbonden
De inspecteur legt zich niet neer bij het oordeel van de rechtbank en gaat in hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Het hof is van oordeel dat het standpunt van de vrouw, dat de schenking van 2008 van rechtswege is ontbonden, omdat haar ouders geen rente hebben betaald over de schenking onder schuldigerkenning, faalt omdat dit standpunt geen steun vindt in het recht. De schenkingsovereenkomst is niet van rechtswege ontbonden door het niet betalen van rente.
De vrouw is van mening dat de schenking van 2008 kon worden herroepen. Volgens haar zou dit door de notaris zijn verklaard bij het passeren van de akte. Het hof overweegt dat voor de mogelijkheid van herroeping van een schenkingsovereenkomst waarvan een notariële akte is opgemaakt, is vereist dat de bevoegdheid tot herroeping is bedongen. In de notariële akte is echter niet de bevoegdheid tot herroeping vermeld, en de daarin vastgelegde schenking kan daarom niet door de schenkers worden herroepen.
Vervallenverklaring
De vrouw stelt ook dat de schenking van 2008 is vervallen door de vervallenverklaring. Deze verklaring is volgens de vrouw opgemaakt omdat zij en haar echtgenoot in slechte financiële omstandigheden verkeerden. De vrouw stelt verder dat zij vanwege deze slechte financiële omstandigheden bang was dat schuldeisers het geldbedrag dat zij van haar ouders uit hoofde van de schenking te vorderen had, bij haar ouders zouden opeisen. Tegen deze achtergrond hebben de vrouw en haar ouders de vervallenverklaring opgemaakt en voor akkoord getekend.
Het hof is van oordeel dat deze omstandigheden zich hebben voorgedaan nadat de schenking van 2008 is overeengekomen. Wat betreft die schenking is geen sprake van een overeenkomst die niet zou zijn gesloten bij een juiste voorstelling van zaken. Van dwaling is dus geen sprake. De schenkingsovereenkomst van 2008 kan daarom niet op die grond worden vernietigd.
Wat betreft het kennisgroepstandpunt is het hof van oordeel dat dit een goedkeurende beleidsregel is die zo veel als mogelijk in overeenstemming met de wet dient te worden uitgelegd. In verband daarmee dient de toepassing van het kennisgroepstandpunt beperkt te blijven tot de bijzondere situatie die in dat kennisgroepstandpunt is beschreven.
Geen ontbindende voorwaarde
De situatie van de vrouw valt niet onder die bijzondere situatie, omdat de schenking van 2008 niet is aangegaan met de mogelijkheid van herroeping. Evenmin is de schenking aangegaan onder een ontbindende voorwaarde. Het kennisgroepstandpunt leidt er dus niet toe dat de vrouw in 2018 en 2019, ondanks de wet, recht heeft op toepassing van de eigenwoningvrijstelling.
Het hof is van oordeel dat het hoger beroep van de inspecteur gegrond is en de uitspraak van de rechtbank vernietigt dient te worden.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2025:2709
