Met de verkoop van onderneming en zakelijk onroerend goed vormde een exploitant in 2008 een herinvesteringsreserve van ruim € 7.000. maar gaf later aan dat hij geen herinvesteringsvoornemen had. Is dat aannemelijk? Het hof oordeelde van niet.
De exploitant van onroerend goed nam in deze zaak de stelling in dat de fiscus niet kon heffen vanwege de vrijval van een herinvesteringsreserve (HIR) in 2011. De vorming van deze € 7.000 aan herinvestering in 2008 was incorrect, aangezien de ondernemer nooit een herinvesteringsvoornemen had gehad. Toch volgt de rechtbank de ondernemer niet in dit betoog. Zelfs als de stelling juist is, had het bedrijf de fout moeten herstellen in de balans van 2011, maar ook daarin was geen herinvesteringsreserve opgenomen.
HIR alleen vormen bij herinvesteringsvoornemen
Het hof steunt de rechtbank hierin. In haar oordeel wees het hof op het feit dat een herinvesteringsreserve alleen mag worden gevormd indien de belastingplichtige een herinvesteringsvoornemen heeft. Volgens het hof is dat een elementaire, doch geen ingewikkelde voorwaarde. Aangezien de ondernemer dat had moeten weten, mag worden verondersteld dat hij bij het vormen (en aanhouden) van de reserve inderdaad over het noodzakelijke herinvesteringsvoornemen beschikte. Het Hof is dan ook van oordeel dat de bewijslast van het tegendeel hierop bij de ondernemer rust en daarin is deze niet geslaagd.
Bron: Uitspraak Rechtspraak