Het RB is geen voorstander van het openbaar maken van boetes aan juridische beroepsbeoefenaren/adviseurs. De organisatie vindt dat er genoeg andere maatregelen kunnen worden genomen om adviseurs te treffen die een vergrijpboete krijgen.
Dat schrijft het RB in haar reactie op het conceptwetsvoorstel aanpak belastingontduiking. Het voorstel bevat het voornemen om vergrijpboetes aan juridische beroepsbeoefenaren/adviseurs openbaar te maken en vier invorderingsmaatregelen ter aanpak van belastingontduiking.
Noodzaak maatregel ontgaat RB
De noodzaak voor de maatregel om vergrijpboetes op te leggen, ontgaat het RB. Er is volgens de organisatie geen duidelijkheid gegeven over het aantal vergrijpboeten dat is opgelegd aan deelnemers. Ook vindt het RB dat de maatregel proportioneel moet zijn in verhouding tot het te bereiken doel. De organisatie is van mening dat het openbaar maken niet in de juiste verhouding staat tot het te bereiken doel.
Ongelijkheid van rechten
Daarnaast wijst het RB erop dat overheid en individu niet gelijk zijn aan elkaar. ‘De ongelijkheid van rechten moet echter zo min mogelijk worden benadrukt, meer specifiek: de sterkere positie van de overheid moet niet leiden tot een zodanig verschil dat de positie en de rechten van het individu in het gedrang komen. Dat betekent naar de mening van het RB dat de overheid niet nog een mogelijkheid moet krijgen om individuen te bestraffen, naast het instrumentarium waarover de overheid al beschikt.’ Net als de NOB is ook het RB van mening dat er sprake is van een dubbele bestraffing. Enerzijds door de boete zelf, maar anderzijds door de negatieve publiciteit.
Andere mogelijkheden
Het RB vindt dat er genoeg andere maatregelen kunnen worden genomen om adviseurs te treffen die een vergrijpboete krijgen. Bijvoorbeeld door het intrekken van becon-faciliteiten of via het tuchtrecht dat beroepsorganisaties toch al hebben.