De vergrijpboetes die de fiscus oplegde aan een ondernemer waren niet terecht, heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch geoordeeld. Het door de ondernemer geschetste scenario dat alle voor de toepassing van het nihiltarief van belang zijnde stukken ten tijde van het doen van de btw-aangiften aan zijn (inmiddels overleden) accountant zijn verstrekt kan niet worden uitgesloten. Deze twijfel dient in het kader van de boetes in het voordeel van de ondernemer te worden uitgelegd, oordeelt het hof.
In de jaren 2012 en 2013 was de ondernemer woonachtig in Nederland en handelde hij in shampoos en aanverwante artikelen. Deze goederen zijn, tegen contante betaling, in Duitsland gekocht bij drie leveranciers. De Duitse leveranciers hebben met betrekking tot deze inkopen, onder vermelding van het Nederlandse btw-identificatienummer van de Nederlandse ondernemer, intracommunautaire leveringen gelist. Met betrekking tot deze leveringen hebben de Duitse leveranciers 0% omzetbelasting in rekening gebracht aan de ondernemer.
Boekenonderzoek
De listing in combinatie met het feit dat de ondernemer met betrekking tot de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 en de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 nihilaangiften omzetbelasting heeft ingediend en geen intracommunautaire verwervingen en/of leveringen heeft aangegeven, heeft geleid tot de start van een boekenonderzoek. De Belastingdienst legde daarna naheffingsaanslagen omzetbelasting en vergrijpboetes over 2012 en 2013 aan de ondernemer op.
Rechtszaak
De ondernemer spande daarover een rechtszaak aan. In hoger beroep oordeelt het hof dat de ondernemer niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een onder het nultarief vallende export. Wel worden de vergrijpboetes geschrapt.
Het door de ondernemer al tijdens het boekenonderzoek geschetste scenario, dat hij alle originele bescheiden heeft overgelegd aan zijn (inmiddels overleden) accountant kan niet worden uitgesloten. Ook kan niet worden uitgesloten dat de accountant het, niet aan de ondernemer toerekenbare, verwijt valt te maken dat overgelegde bescheiden onjuist zijn verwerkt en dat (daardoor) onjuist aangiften omzetbelasting zijn gedaan. Deze twijfel dient in het kader van de boete in het voordeel van de ondernemer te worden uitgelegd, oordeelt het hof.
Grove schuld
Dit wordt niet anders door de zinsnede in het controlerapport dat elke onderneming zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen administratie. Het overtreden van het voorschrift van artikel 67f AWR is een verwijt betreffende een (opzettelijk of) grofschuldig handelen en nalaten ten tijde van het doen van aangiften: de inspecteur moet grove schuld van de ondernemer zelf op die momenten bewijzen. In het door de ondernemer geschetste scenario is het mogelijk dat ten tijde van het doen van de aangiften stukken aanwezig zijn geweest die hij wellicht heeft overgelegd aan zijn accountant, en waaruit de toepassing van het nihiltarief wel had kunnen blijken, en die nadien door toedoen van het kantoor van de (overleden) accountant wellicht in het ongerede zijn geraakt. Dat de achteraf wel overgelegde bewijsstukken een rommelige en onbetrouwbare indruk maken, en niet voldoende zijn voor het bewijs dat het nihiltarief van toepassing is, dwingt niet tot de conclusie dat de voor de toepassing van het nihiltarief benodigde bescheiden ten tijde van het doen van de aangiften niet aanwezig zijn geweest. De inspecteur heeft de twijfel, die hij zelf ook al tijdens het boekenonderzoek had moeten hebben na de antwoorden van de medevennoot van de overleden accountant, niet weggenomen door ten behoeve van de boeteoplegging nader onderzoek te doen. Aldus heeft hij niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de fiscus niet heeft gesteld, noch is gebleken, dat de ondernemer bij zijn keuze voor (en samenwerking met) zijn accountant tekort is geschoten, in de zin dat hij bij die keuze kon verwachten dat overgelegde bescheiden onjuist zouden worden verwerkt of zelfs kwijt zouden raken
Het hof vernietigt dan ook de uitspraak van de rechtbank (gericht tegen de naheffingsaanslagen en bijbehorende beschikkingen), maar alleen wat betreft de beslissing over de boetebeschikkingen.