Inkomen dat op grond van een Europese regel is vrijgesteld van Nederlandse belastingheffing, mag volgens Hof Den Haag niet meegeteld worden bij de berekening van de algemene heffingskorting voor het overige, wel belaste inkomen.
Dat arrest rolde uit de zaak van een belastingplichtige die in 2015 voor een EU-instelling in Portugal werkte. Zijn salaris van krap een ton was op grond van artikel 12 van het Protocol (Nr. 7) betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, C326/1 (het Protocol) vrijgesteld van Nederlandse belastingheffing. Daarnaast beschikte hij nog over inkomsten uit een maatschap, die wel in Nederland waren belast. In zijn aangifte IB over het jaar 2015 deed hij aangifte van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.663. De berekende algemene heffingskorting over dat bedrag is € 2.203.
Draagkracht
Bij de vaststelling van de aanslag is de inspecteur afgeweken van de aangifte en betrok hij bij de berekening van de algemene heffingskorting ook het vrijgestelde inkomen. De algemene heffingskorting werd maximaal verlaagd naar € 1.342. Rechtbank Den Haag ging daarin mee en betrok een arrest van de Hoge Raad van 4 februari 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP2997) bij de zaak. Daarin wordt gesteld dat voor de berekening van de algemene heffingskorting ook het vrijgestelde inkomen moet worden meegenomen. De Hoge Raad woog ook draagkracht van de belastingplichtige mee. In de casus voor de Hoge Raad ging het om een persoonsgebonden aftrek, die in mindering kwam op de belasting die is verschuldigd over het overige, niet vrijgestelde inkomen
Onverbrekelijk
Hof Den Haag maakte andere afwegingen. Volgens het hof is de algemene heffingskorting een onverbrekelijk bestanddeel van het tarief van de Wet IB 2001. Door het vrijgestelde inkomen wel mee te tellen, zou de belanghebbende (indirect) met het draagkracht-argument getroffen worden door een nationale (progressieve) heffing. Die vermindering van de heffingskorting is dan ook volgens het hof in strijd met het Unierecht.