Een woningcorporatie gespecialiseerd in woonruimte voor 50-plussers heeft dankzij een uitspraak van de rechtbank Den Haag een meevaller van maarliefst 573.236 euro. De Belastingdienst had namelijk een BTW-naheffingsaanslag opgelegd aan de corporatie over een sale-and-lease-back-transactie die betrekking had op een groot complex met 109 woningen, 39 parkeerplaatsen en 12 bedrijfsunits dat in 2011 werd opgeleverd.
In 2010 werd in opdracht van de woningcorporatie gestart met de bouw van het complex. Een jaar later sloot de corporatie een sale-and-lease-back-overeenkomst met een partij af waarin werd vermeld dat voor de levering geen BTW was verschuldigd, onder verwijzing naar art. 37d Wet OB1968. Volgens de inspecteur was echter geen sprake van een overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen als bedoeld in dat artikel en daarom volgde de BTW-naheffingsaanslag. Aan het voortzettingsvereiste wordt voldaan als de verkrijger na de overdracht dezelfde economische activiteit uitoefent als de overdrager voorafgaande aan de overdracht, was de inspecteur van mening.
De rechtbank oordeelt nu anders en stelt dat slechts van belang is of het complex blijvend voorwerp is van een als autonoom gedeelte van een onderneming aan te merken exploitatie. ‘Ook na overdracht is de onroerende zaak aangewend voor de uitoefening van een economische activiteit. Dat de door eiseres verrichte economische activiteit (verhuur aan eindgebruikers) verschilt van de door de derde na overdracht verrichte economische activiteit (verhuur aan een onderverhuurder) staat aan toepassing van artikel 37d niet in de weg.’ De rechtbank vermindert daarom de naheffingsaanslag tot nihil en verleent een teruggaaf van 573.236 euro.
Uitspraak: ECLI:NL:RBDHA:2018:8124
Bron: Taxlive