Hof Den Bosch gaat geen prejudiciële vragen aan het Europees Hof van Justitie of afwijken van arresten van de Hoge Raad over de BPM. Ondanks het verzoek van een autohandelaar die het niet met de arresten eens was.
In hoger beroep oordeel het Hof dat dertien auto’s van de importeur met kilometerstanden variërend van 4 tot 134 volgens het toetsingskader van de Hoge Raad als nieuw moeten worden aangemerkt. In zijn aangiften gaf de handelaar aan dat de auto’s gebruikt zijn en dat het BPM-tarief van 2013 moet worden toegepast.
Vergelijkbare auto’s
Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant was bij vergelijkbare nieuwe auto’s van het desbetreffende merk het lagere BPM-tarief van 2013 toegepast. Het betrof auto’s met een datum van eerste toelating uit 2014, waarbij de tenaamstelling ook in 2014 heeft plaatsgevonden. Heffing naar het hogere tarief van 2014 was een ongeoorloofde schending van het EU-recht. De naheffing die betrekking had op drie auto’s van dat merk werd daarom verminderd. Noch de Belastingdienst noch de handelaar was gelukkig met deze uitkomst en er volgde een hoger beroep. Met dezelfde vraag: zijn de auto’s nieuw of gebruikt?
Toetsingskader
Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat de auto’s volgens het toetsingskader van de Hoge Raad (27 januari 2017, nrs. 16/02949 en 16/03401, nrs. 16/02949 en 16/03401, V-N 2017/7.20 en V-N 2017/7.21) als nieuw moeten worden aangemerkt en zag geen geen reden om prejudiciële vragen aan het Europees Hof van Justitie te stellen of af te wijken van de arresten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.