De Tweede Kamer wil dat de regering gaat onderzoeken of er gedifferentieerde overdrachtsbelasting ingevoerd kan worden. Een motie daartoe is afgelopen week aangenomen.
De overdrachtsbelasting voor woningen is in 2011 verlaagd van 6% naar 2%, mede om een eigen huis voor starters beter bereikbaar te maken. Maar de laatste jaren bewegen zich steeds meer beleggers op de woningmarkt, die huizen opkopen en verhuren. Verhoging van de overdrachtsbelasting vanaf de derde woning zou die ontwikkeling moeten afremmen. Daarover had PvdA-lid Nijboer al eerder Kamervragen gesteld. Staatssecretaris Snel (Financiën) liet toen weten daar geen heil in te zien.
Toch onderzoek naar differentiatie
Desondanks hadden Kamerleden Dik-Faber (ChristenUnie) en Ronnes (CDA) een motie ingediend. De rente is historisch laag en ‘een grote hoeveelheid goedkoop geld’ is op zoek naar rendement, waarbij vastgoed een aantrekkelijke investering vormt, stellen zij. Beleggers zijn starters vaak te vlug af, waardoor starters in grote steden steeds moeilijker een huis kunnen kopen. Daarom vroegen zij de regering in aanloop naar het eerstvolgende belastingplan een verkenning uit te voeren naar een gedifferentieerde overdrachtsbelasting, waarbij starters vrijgesteld worden van overdrachtsbelasting en beleggers vanaf de derde woning met een hoger tarief te maken krijgen. Die motie is aangenomen met 149 stemmen vóór. Een motie van GroenLinks-lid Smeulders om te inventariseren welke wettelijke mogelijkheden er voor gemeenten zijn om massale opkoop van woningen te voorkomen, haalde het eveneens, met 116 stemmen.
Snel zag risico’s
Snel had eerder aangegeven dat differentiëren de overdrachtsbelasting uitermate complex zou maken. Nijboer had voorgesteld de overdrachtsbelasting voor derde en verdere woningen te verhogen naar 10% procent en die van starters terug te brengen naar 0%. De staatssecretaris zag risico’s op ontwijking van het hoge tarief en doorbelasting van de kosten naar huurders.