Het wetsvoorstel om vanaf 2022 belasting te heffen over leningen boven de vijf ton bij de eigen bv is een schoolvoorbeeld van contraproductieve wetgeving, vindt emeritus hoogleraar fiscale economie Leo Stevens.
De maatregel lijkt vooral ingegeven door budgettaire overwegingen, schrijft Stevens in het FD over het omstreden kabinetsvoornemen. Door de fictiebepaling worden toekomstige belastingopbrengsten immers vervroegd geïncasseerd.
Toezicht Belastingdienst
Het wetsvoorstel legt volgens Stevens bovendien eigenlijk het pijnlijke probleem op tafel dat de Belastingdienst de toezichtfunctie te gebrekkig heeft uitgevoerd en dat daardoor de schulden excessief zijn opgelopen. In de uitleg bij het wetsvoorstel staat dat in 2016 van de 355.000 aanmerkelijkbelanghouders er 216.000 (61%) een lening hebben lopen bij hun eigen bv, tot een gezamenlijk bedrag van ruim €55 mrd. Daarvan is circa 60% in handen van 10% van deze lenersgroep. Deze scheefgroei impliceert het risico dat in sommige gevallen het belastbare moment waarop de lening in dividend is getransformeerd, in feite al is gepasseerd en de fiscus slechts het nakijken heeft.
Grens 500.000
Ook noemt Stevens de grens van € 500.000 erg arbitrair, de bepaling werkt mogelijk voor lagere schuldposities juist averechts omdat dit onbenutte leencapaciteit suggereert, verwacht de emeritus hoogleraar.
Wetsvoorstel niet invoeren
Gelet op de technische tekortkomingen, dubbele heffing en internationale complicaties is het beter dit wetsvoorstel niet in te voeren, betoogt Stevens. ‘Het is verstandiger de beoogde doelgroep intensiever te begeleiden om de excessieve leenverhoudingen te normaliseren en te voorkomen dat er nieuwe gevallen bij komen.’
Bron: FD