Op 12 april 2019 heeft de Hoge Raad een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bevestigd. De uitspraak betrof de vraag of de levering van een terrein aan een golfvereniging de levering van een btw-bouwterrein betreft.
1. Feiten
Een BV koopt in 2006 enkele percelen grond voor de aanleg van een golfbaan. De percelen grond worden voor de levering bewerkt. De gewassen worden verwijderd en de grond wordt gescheurd. Voorts wordt ongeveer 200.000 m3 zand en toplaag aangebracht en worden bruggen, duikers en waterbunkers aangelegd. De grond betreft volgens partijen een btw-bouwterrein. Verder worden beregeningsinstallaties met pomphuizen aangebracht. De levering van de percelen grond is volgens partijen belast met btw en de verkrijging is vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Vervolgens wordt een belendend perceel aangekocht. Ook dit perceel betreft volgens partijen een btw-bouwterrein. Op dit perceel wordt een clubhuis gebouwd en een parkeerterrein aangelegd.
Volgens de Belastingdienst zijn de percelen grond waarop de golfbaan wordt gerealiseerd geen btw-bouwterrein in de zin van de btw. De Belastingdienst legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op. Vervolgens ontstaat een lange fiscale procedure.
2. Verloop procedure
Het Gerechtshof Den Haag oordeelt in zijn uitspraak van 8 februari 2013, nr. BK-11/00970, dat ook de percelen grond voor de aanleg van de golfbaan btw-bouwterrein zijn omdat het geheel moet worden bekeken. De Hoge Raad casseert deze uitspraak in zijn arrest van 12 december 2014, nr. 13/01646 en verwijst de zaak voor behandeling naar Gerechtshof Amsterdam.
Het Gerechtshof Amsterdam moet vaststellen of de golfbaan en het clubhuis afzonderlijk kunnen worden gebruikt. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt in zijn uitspraak van 19 mei 2016, nr. 14/01020 dat het clubhuis en de golfbaan niet afzonderlijk kunnen worden gebruikt. De Hoge Raad casseert de uitspraak in zijn arrest van 16 juni 2017, nr. 16/03358 en verwijst de zaak voor verdere behandeling naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
Het Gerechtshof Den Bosch oordeelt in zijn uitspraak van 30 maart 2018, nr. 17/00432, dat de golfsport ook kan beoefend zonder de aanwezigheid van een clubhuis. Dat de NGF vereist dat een golfclub beschikt over een kleedgelegenheid en dat een golfbaan zonder clubhuis niet rendabel is te exploiteren doet aan dit oordeel niet af. De golfbaan en het clubhuis zijn economisch bezien niet één zaak. Op de golfbaan is geen daadwerkelijke bebouwing aanwezig. De aanwezige schuilhutten zijn houten constructies die snel en eenvoudig kunnen worden verplaatst. De schuilhutten beslaan slechts een beperkt gedeelte van de golfbaan. De percelen grond voor de aanleg van een golfbaan zijn geen btw-bouwterrein volgens het Gerechtshof Den Bosch. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in zijn arrest van 12 april 2019 met nummer 18/01700.
3. Gemeentelijke praktijk
Het begrip ‘bouwterrein’ is met ingang van 1 januari 2017 uitgebreid. De definitie is opgenomen in artikel 11, lid 6 van de Wet op de omzetbelasting. Onder een bouwterrein als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, wordt verstaan onbebouwde grond die kennelijk bestemd is om te worden bebouwd met een of meer gebouwen.
De procedure betreft het begrip btw-bouwterrein van voor de wetswijziging van 1 januari 2017 maar bevat voor de gemeentelijke praktijk een aantal belangrijke aspecten.
- Een terrein is pas een btw-bouwterrein als sprake is van onbebouwde grond. Grond die is bebouwd kan nimmer een btw-bouwterrein betreffen. De onbebouwde grond is een btw-bouwterrein als de koper op het moment van levering het oogmerk heeft om de grond te bebouwen met een bouwwerk in de zin van de btw.
- Een btw-bouwwerk is een met de grond verbonden constructie die niet gemakkelijk is te verwijderen of te verplaatsen.
- Het met natuurlijke materialen aanbrengen van glooiingen, het inzaaien van gras of het planten van bomen en struiken betreft geen bebouwing.
- Het aanbrengen van een bouwwerk dat dienstbaar is aan de onbebouwde grond zoals een drainagebuis of hekwerk heeft niet tot gevolg dat sprake is van bebouwde grond.
- Niet verbonden onroerende zaken of wel verbonden onroerende zaken die juridisch en fysiek kunnen worden onderscheiden moeten voor de heffing van btw afzonderlijk in aanmerking genomen als deze onroerende zaken afzonderlijk kunnen worden gebruikt.
Dit bericht is opgesteld door de redactie van Taxnavigator/eindredactie mr. dr. J.J.P.(Joep) Swinkels. Voor meer informatie: info@taxnavigator.nl.