Wie een hypotheek sluit om een huis te verbouwen en de hypotheekrente aftrekt, moet ook jaren later nog kunnen bewijzen dat hij het geleende geld daadwerkelijk heeft besteed aan de eigen woning. Op dat oordeel van de Hoge Raad wijst BDO.
De hypotheekrente op de eigenwoningschuld is alleen aftrekbaar op inkomsten uit werk en woning in box 1 als de verbetering of het onderhoud van de woning met schriftelijke bescheiden als bonnetjes en aankoopbewijzen is aan te tonen. Daarvoor geldt geen maximale bewaartermijn: de Belastingdienst kan dus altijd nog vragen om de schriftelijke bescheiden aan te leveren. Zijn de bewijsstukken niet (meer) voorhanden, dan mag de hypotheekrente niet in aftrek worden gebracht.
Hof: opvragen bewijs mocht niet meer
In de zaak, waarin de Hoge Raad in april uitspraak heeft gedaan, had een echtpaar de hypotheek in 2007 verhoogd voor een verbouwing. Later is de Belastingdienst de aangiften over 2010, 2011 en 2012 gaan controleren. Er zijn bewijsstukken opgevraagd waaruit bleek dat de verhoging is aangewend voor verbetering van de eigen woning. Die waren er niet, waarna de eigenwoningschuld is verminderd met het extra geleende bedrag.
Het gerechtshof oordeelde dat de fiscus de bewijsstukken niet meer mocht opvragen omdat de aangiften van voorgaande jaren waren gevolgd en de Belastingdienst ook in de jaren daarna, in 2013 tot en met 2015, de aangifte heeft gevolgd.
Hoge Raad: geen termijn in wet
Maar de Hoge Raad verwerpt dat in cassatie. In de wet staat niet dat bewijsstukken binnen zes jaar moeten worden opgevraagd. Dat wordt niet anders als in andere jaren wel de aangiften zijn gevolgd. ‘Opmerking verdient dat de rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbenden geen bijkomende omstandigheden hebben gesteld die bij hen de indruk hebben kunnen wekken dat het volgen van de aangiften in andere jaren op een weloverwogen standpunt van de inspecteur berustte’, voegt de Hoge Raad daaraan toe.
Uitspraak Hoge Raad: NL:ECLI:HR:2019:629