In de eerste helft van dit jaar heeft de Belastingdienst ruim 600 aanvragen voor een ruling ontvangen van bedrijven. Dat aantal is opmerkelijk hoog en houdt verband met het aangescherpte rulingbeleid dat per 1 juli is ingegaan. Bijna 500 aanvragen zijn toegekend, schrijft staatssecretaris Snel aan de Tweede Kamer.
Het aantal verzoeken dat tot 1 juli is ingediend, is bijna net zo hoog als normaal gesproken in een heel jaar wordt ontvangen. Van 214 tot en met 2018 schommelde het aantal toegewezen aanvragen op jaarbasis tussen de 534 en 649. In 2018 kwamen er 754 verzoeken binnen, in 2017 nog 514. Grofweg twee derde van de toegewezen verzoeken betreft een Advanced Tax Ruling (ATR), die vooraf zekerheid geeft over de fiscale gevolgen van een voorgenomen transactie of samenstel van transacties in een internationale context.
Kamervragen
Snel geeft de cijfers in antwoord op Kamervragen van Pieter Omtzigt (CDA). Hij wilde weten hoeveel bedrijven door vertraging van het nieuwe beleid nog in de eerste zes maanden van 2019 een ruling hebben kunnen afsluiten of verlengen met de Belastingdienst, waarin rechtszekerheid geboden wordt die onder het nieuwe beleid niet meer geboden wordt. Per 1 juli worden geen rulings meer afgegeven als er in Nederland niet daadwerkelijk economische activiteiten plaatsvinden, als het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting de enige of doorslaggevende reden is voor de rechtshandeling, of als een transactie plaatsvindt met een land dat is opgenomen in de Nederlandse lijst met laagbelastende jurisdicties.
Acht informeel-kapitaalrulings
Tot 1 juli hoefde de aanvrager daarover geen informatie te verstrekken. ‘De Belastingdienst heeft om bovenstaande redenen in de periode 1 januari 2019 tot 1 juli 2019 niet kunnen bijhouden of er, en zo ja hoeveel, rulings zijn afgegeven die op basis van de per 1 juli 2019 aangescherpte criteria niet afgegeven zouden kunnen worden’, aldus Snel. Op basis van voorlopige cijfers kan hij wel aangeven dat in de eerste helft van het jaar 603 zogeheten APA- en ATR-verzoeken zijn behandeld. Een APA geeft vooraf zekerheid over de vaststelling van een zakelijke beloning of een methode voor de vaststelling van een zakelijke beloning voor grensoverschrijdende transacties tussen gelieerde organisaties en bedrijven, of tussen onderdelen van eenzelfde organisatie of bedrijf. Van de 603 verzoeken zijn er 493 toegekend. Daarbij gaat het in acht gevallen om zogeheten ‘informeel-kapitaalrulings’, waarbij belastingbesparing hoogstwaarschijnlijk de enige drijfveer is. ‘De overige 110 verzoeken zijn afgewezen, ingetrokken of buiten behandeling gesteld. Vanaf 1 juli 2019 kunnen geen informeel-kapitaalrulings (met internationaal karakter) meer worden afgesloten.’
Intellectueel eigendom en winstbelasting
Snel had meerdere Kamervragen ontvangen over de berichten dat taxidienst Uber door verplaatsing van zijn intellectueel eigendom naar Nederland de komende jaren ruim 6 miljard dollar aan winstbelasting ontwijkt. De staatssecretaris gaat niet in op individuele kwesties, maar gaat wel in op de werking van winstbelasting in relatie tot intellectueel eigendom. ‘Indien een overdracht van een activum, bijvoorbeeld een intellectueel eigendom, plaatsvindt tussen twee groepsmaatschappijen moet dit op grond van het zakelijkheidsbeginsel (het arm’s-lengthbeginsel) plaatsvinden tegen de waarde in het economisch verkeer. Daardoor wordt de tot het moment van verplaatsing aanwezige, maar nog ongerealiseerde, waardestijging door de verplaatsing gerealiseerd. De gerealiseerde waardestijging is belastbaar in het land waar die waardestijging plaatsvond. Indien dit land geen of een relatief lage winstbelasting kent, wordt over die waardestijging (vrijwel) geen belasting betaald.’
Afschrijvingslasten en opbrengsten
De winsten die na de verplaatsing met het intellectueel eigendom worden behaald, zijn onderworpen aan winstbelasting in het land waarheen het intellectueel eigendom is verplaatst. ‘Daarbij dient, eveneens op grond van het zakelijkheidsbeginsel, de verkrijgende groepsmaatschappij over de vereiste relevante functionaliteit te beschikken om de relevante risico’s die zijn verbonden aan het betreffende intellectueel eigendom te kunnen beheersen. Als het intellectueel eigendom naar Nederland is verplaatst, is de toekomstige winst toerekenbaar aan het intellectueel eigendom onderworpen aan vennootschapsbelasting in Nederland. Op grond van het beginsel van goed koopmansgebruik kan in beginsel op de aangeschafte activa worden afgeschreven. Dat geldt voor zowel materiële als immateriële activa. De afschrijvingen zullen in beginsel ten laste van het fiscale resultaat komen. Tegenover deze afschrijvingslasten zullen over het algemeen belastbare opbrengsten staan die worden behaald met de aangeschafte activa. Bovendien ontstaat er in de toekomst bij een (eventuele) overdracht van het intellectueel eigendom een in Nederland te belasten overdrachtswinst voor zover de waarde in het economische verkeer van het intellectueel eigendom op dat moment de fiscale boekwaarde ervan overschrijdt. Afschrijvingen verlagen de boekwaarde en verhogen daarmee een eventuele toekomstige overdrachtswinst.’