Een accountants- en belastingadvieskantoor in geldnood heeft in 2014, 2015 en 2016 met opzet ruim €40.000 te weinig btw afgedragen, blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De vergrijpboetes die de Belastingdienst oplegde worden echter geschrapt vanwege een handelwijze van de fiscus die moeilijk anders dan als geblunder kan worden gezien. De Belastingdienst legde de vergrijpboetes van bij elkaar ruim €8.000,- namelijk op vanwege grove schuld in plaats van opzet en bleef vasthouden aan die motivering, ook nadat het accountantskantoor toegaf dat er opzet in het spel was.
Uitspraak: ECLI:NL:RBNNE:2020:4450
Het accountants- en belastingadvieskantoor wordt geëxploiteerd via een maatschap met twee maten. Na een boekenonderzoek constateerde de Belastingdienst in 2018 dat er in 2014, 2015 en 2016 in totaal ruim €40.000 te weinig btw was afgedragen. Daarom werden naheffingsaanslagen en vergrijpboetes opgelegd. De boete bedroeg 25% van het totale belastingnadeel van € 40.782: € 10.195. Het accountants- en belastingadvieskantoor tekende bezwaar aan, waarna de boete licht verminderd werd. “Een boete voor opzet zou heel goed te verdedigen zijn geweest”, schreef een medewerker van de fiscus in de bezwaarfase. Toch bleef de Belastingdienst bij de motivering grove schuld als grondslag voor de boete.
‘Door de omstandigheden gedwongen te weinig omzetbelasting aangegeven’
Het accountants- en belastingadvieskantoor spande daarop een zaak aan bij de rechtbank Noord-Nederland over de vergrijpboetes. Het bedrijf voerde aan dat de bedrijfsvoering van de kantoorpraktijk als gevolg van de aanhoudende economische crisis in de loop van het jaar 2013 in zwaar weer was terecht gekomen. Door teruglopende bedrijvigheid was er volgens het accountantskantoor sprake van onevenredige huur- en huisvestingskosten. Die huurlasten waren het gevolg van een investeringsbeslissing in 2008, genomen vóór de crisis. Het pand was gereed in 2011 en er zat een 10-jarig huurcontract aan vast. Door deze situatie ging het de financiële draagkracht van het accountantskantoor (verre) te boven om aan haar fiscale verplichtingen te voldoen. Daarom heeft het kantoor weliswaar bewust, maar in wezen door de omstandigheden gedwongen te weinig omzetbelasting aangegeven en op aangifte voldaan, werd bij de rechtbank aangevoerd.
Fiscus blijft bij grove schuld
De Belastingdienst stelde ter verdediging dat de boeten waren opgelegd omdat het aan de grove schuld van het kantoor is te wijten dat zij te weinig omzetbelasting heeft voldaan. Als financieel dienstverlener is het het accountantskantoor aan te rekenen dat zij bewust te lage bedragen omzetbelasting heeft voldaan, aldus de fiscus. Achteraf had ook kunnen worden gesteld dat het accountantskantoor opzettelijk te weinig omzetbelasting heeft voldaan, gaf de Belastingdienst weliswaar aan. Er was echter voor gekozen om de boeten wegens grove schuld op te leggen, waarbij de strafverzwarende omstandigheden, zoals het feit dat het bedrijf actief is als accountants- en belastingadvieskantoor, zijn weggestreept tegen de strafverminderende omstandigheden. De Belastingdienst wees er op dat het contact met de vertegenwoordigers van het accountantskantoor zodanig slecht was dat niet de juiste informatie kon worden verkregen voor het opleggen van de boeten. Als er tijdens het opleggen van de boeten meer informatie bekend was, had direct kunnen worden gekozen voor het opleggen van vergrijpboeten wegens opzet.
Opzet en grove schuld hebben elk geheel eigen toetsingskader
De rechtbank beoordeelt vervolgens of de Belastingdienst heeft voldaan aan haar bewijslast om aannemelijk te maken dat bij het accountantskantoor sprake was van grove schuld. Naar het oordeel van de rechtbank volgt namelijk uit twee arresten van de Hoge Raad (22 september 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2870, rechtsoverweging 3 & 11 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE3220, rechtsoverweging 3.7) onder meer dat in het verwijt van opzet niet tevens het verwijt van grove schuld besloten ligt. Opzet en grove schuld zijn nadrukkelijk van elkaar te onderscheiden kwalificaties, elk met een geheel eigen toetsingskader. Nu de fiscus in deze procedure alleen heeft gesteld dat het aan de grove schuld van het accountantskantoor is te wijten dat te weinig omzetbelasting op aangifte is voldaan, moet de rechtbank dus louter beoordelen of de fiscus bewezen heeft dat er sprake is geweest van grove schuld. Mocht de Belastingdienst erin slagen te bewijzen dat er sprake is geweest van opzet, houdt dat niet in dat daarmee ook het bewijs van grove schuld is geleverd.
Niet ernstig onachtzaam geweest bij voeren administratie
Ter onderbouwing van de kwalificatie grove schuld heeft de fiscus het kantoor verweten dat zij geen goede administratie voerde, terwijl zij nota bene zelf actief is als belastingadvieskantoor. Deze stelling valt naar het oordeel van de rechtbank echter niet te rijmen met de vaststelling in paragraaf 12.3.2 van het controlerapport, dat het accountantskantoor voldoet aan haar administratieplicht van artikel 52 van de AWR en de omstandigheid dat vervolgens in paragraaf 16.5 van het controlerapport de verschuldigde omzetbelasting is berekend op basis van de administratie van het kantoor. Dit deel van de onderbouwing mist dus feitelijke grondslag. Gelet hierop kan het kantoor niet worden verweten dat zij (ernstig) onachtzaam is geweest bij het voeren van haar administratie.
Bekendheid past bij opzet en niet bij grove schuld
In het controlerapport is verder gesteld dat het het accountantskantoor bekend was dan wel bekend had kunnen zijn dat de aangiften omzetbelasting voor de juiste bedragen moeten worden ingediend en dat eventueel een suppletieaangifte kan worden gedaan. De fiscus heeft bij de onderbouwing dus geen keuze gemaakt, maar heeft in het midden gelaten of het kantoor dit daadwerkelijk wist of dat zij het niet wist, maar wel had moeten weten. De rechtbank overweegt dat het verwijt dat het eiseres bekend was dat te weinig omzetbelasting op aangifte werd voldaan, past bij de kwalificatie opzet en niet bij grove schuld.
Willens en wetens te weinig omzetbelasting voldaan
Uit het verslag van het hoorgesprek volgt dat de accountant heeft bekend dat bewust te weinig omzetbelasting is voldaan. Het was het kantoor dus bekend dat te weinig omzetbelasting werd voldaan en zij deed het toch. Het kantoor heeft ook een verklaring gegeven voor haar motieven (liquiditeitsproblemen door te hoge huurlasten in de crisis). Daarmee staat vast dat het kantoor willen en wetens te weinig omzetbelasting heeft voldaan. De bewijsmiddelen leiden de rechtbank dan ook tot de conclusie dat bij het kantoor sprake was van opzet. Die conclusie kan niet tevens inhouden dat bij het kantoor sprake was van grove schuld.
Grove schuld niet bewezen
Uit het voorgaande volgt dat de fiscus de stelling dat het aan de grove schuld van het kantoor is te wijten dat zij te weinig omzetbelasting op aangifte heeft voldaan, niet heeft bewezen. Dit brengt mee dat de rechtbank de boetes zal vernietigen.
Gebrek aan informatie voor rekening fiscus
Aan het voorgaande doet naar het oordeel van de rechtbank niet af dat het contact met de vertegenwoordigers van het accountantskantoor zodanig slecht was dat de fiscus niet de juiste informatie kon verkrijgen voor het opleggen van de boeten. Het gebrek aan informatie over de beweegredenen van het accountantskantoor komt voor rekening van de fiscus, omdat de Belastingdienst het bewijs moet leveren dat het beboetbare feit is begaan. De Belastingdienst moet zelf onderzoek doen naar de daarvoor relevante feiten en omstandigheden en kan het bewijsrisico, mede gelet op de onschuldpresumptie, niet neerleggen bij het accountantskantoor (vergelijk in dit kader ook de slotzin van artikel 25 lid 3 AWR).
Geen reparatie mogelijk
Dat de fiscus achteraf bezien heeft nagelaten om zich (primair) op het standpunt te stellen dat sprake is van opzet, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden ‘gerepareerd’ door in plaats daarvan (ten onrechte) uit te gaan van de kwalificatie grove schuld en daarbij als strafverzwarende omstandigheid in aanmerking te nemen dat het accountantskantoor bewust te weinig omzetbelasting heeft voldaan.
De beroepen zijn daarom gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar en de boetebeschikkingen.