De Belastingdienst heeft terecht naheffingsaanslagen en vergrijpboetes opgelegd aan een administratiekantoor dat het kasstelsel gebruikte en stelselmatig te weinig omzetbelasting aangaf, oordeelt het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2020:9549
Het administratiekantoor had naheffingsaanslagen OB en boetebeschikkingen opgelegd gekregen door de fiscus over de jaren 2010 tot en met 2014. Bij het Hof was in geschil of de naheffingsaanslagen en de boeten terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Voor wat betreft de naheffingsaanslagen was bovendien onder andere ook in geschil of het kantoor het kasstelsel mocht toepassen. De fiscus en het kantoor waren het er weliswaar over eens dat administratiekantoren op basis van de wet- en regelgeving het kasstelsel niet mogen toepassen, maar volgens het administratiekantoor was niettemin door de fiscus het vertrouwen gewekt dat dat wél werd toegestaan.
Kasstelsel en naheffingsaanslagen
Het Hof concludeert echter dat dat niet het geval is. Het opleggen van naheffingsaanslagen was terecht, want zelfs als wordt uitgegaan van het kasstelsel sluiten de aangiften OB niet aan bij de administratie van het kantoor. De omzetbedragen, de daarbij horende bedragen aan OB en de bedragen aan aftrekbare voorbelasting in de aangiften en de administratie verschillen absoluut en relatief aanzienlijk van elkaar, constateert het Hof. De kladaantekeningen van de ingediende aangiften ontbreken, zodat niet kan worden gereconstrueerd hoe de aangiften zijn samengesteld. De conclusie dringt zich op dat de bedragen in de aangiften op zijn minst ver zijn verwijderd van de gegevens in de administratie dan wel zijn gefingeerd. Het administratiekantoor heeft niets aannemelijk gemaakt over het bestaan of de omvang van de oninbare debiteuren. De bewijslast hiervoor drukt op het administratiekantoor. Het enkele stellen dat cliënten niet alles konden betalen en dat veel cliënten financieel in zwaar weer zaten, is niet voldoende. Daarbij komt dat het administratiekantoor ter zitting heeft erkend dat de niet-ontvangen bedragen niet zomaar uit de administratie kunnen worden afgeleid. De fiscus heeft de OB daarom terecht nageheven.
Vergrijpboetes
De fiscus heeft aan het administratiekantoor op de voet van artikel 67f AWR vergrijpboetes opgelegd wegens het voorwaardelijk opzettelijk voldoen van te lage bedragen aan OB op aangifte en ook op de voet van artikel 10a AWR vergrijpboetes opgelegd wegens het voorwaardelijk opzettelijk niet nakomen van de verplichting suppletieaangiften in te dienen. Vanwege strafverzwarende omstandigheden (de omvang van de nageheven bedragen en de omstandigheid dat de betrokkene een administratiekantoor drijft) zouden boeten van 100% op hun plaats zijn, maar deze zijn vervolgens gematigd tot 35% van de nageheven OB wegens wanverhouding, samenloop en de financiële omstandigheden van het administratiekantoor. De rechtbank heeft de boeten verder gematigd met 10% wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Gelet op hetgeen het Hof heeft overwogen over de wijze waarop de aangiften zich verhouden tot de administratie en dat van de samenstelling geen enkel gegeven is bewaard, is de fiscus erin geslaagd aannemelijk te maken dat de ondernemer wist dat hij stelselmatig te weinig omzetbelasting op aangifte voldeed. Hierbij komt dat het administratiekantoor heeft erkend in de onderhavige jaren financieel in moeilijke omstandigheden te hebben verkeerd. Het gaat om aanzienlijke verschillen tussen de administratie en de ingediende aangiften. Een boete van 50% wegens voorwaardelijk opzet is in beginsel op zijn plaats, oordeelt het Hof.
Het Hof zal vervolgens ambtshalve beoordelen of de boeten in totaal passend en geboden zijn. Het Hof is van oordeel dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, een totale boete van 50% van de nageheven belasting passend en geboden is.