Een psychologe ziet waarschijnlijk niks meer terug van de ruim 14.000 euro aan btw die ze over 2013 en 2014 afdroeg. Na een arrest van de Hoge Raad waarin werd bepaald dat ook niet-BIG-geregistreerde psychologen onder de btw-vrijstelling voor psychologen vallen had ze de btw terug kunnen vragen, maar zowel de psychologe als haar belastingadviseur deden dat niet. Volgens de psychologe had de belastingadviseur de teruggave veilig moeten stellen door het tijdig indienen van bezwaar, maar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt daar anders over. Uit de met het belastingadviesbureau overeengekomen opdracht tot financiële dienstverlening volgt niet dat het bureau is tekortgeschoten. Ook is naar het oordeel van het hof geen algemene zorgplicht geschonden, waardoor de belastingadviseur niet aansprakelijk kan worden gehouden voor enige schade.
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2021:1278
Btw-vrijstelling
Tot 1 januari 2013 gold voor alle psychologen een vrijstelling voor het afdragen van omzetbelasting. Door een wetswijziging gold deze vrijstelling vanaf 1 januari 2013 alleen nog voor psychologen die geregistreerd stonden in het Beroepen in de Individuele Gezondheidszorgregister (BIG-register). Over deze nieuwe regeling bepaalde de Hoge Raad in een arrest van 27 maart 2015 echter dat de vrijstelling voor het afdragen van omzetbelasting uit artikel 11 lid 1g sub 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968 ruimer moet worden toegepast dan bij de wetswijziging op 1 januari 2013 werd voorzien. De vrijstelling geldt daardoor ook voor niet-BIG-geregistreerde psychologen. Als zij tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen het afdragen van de omzetbelasting, kunnen deze psychologen de door hen afgedragen omzetbelasting vanaf 2013 op grond van deze uitspraak terugkrijgen.
Belastingadviesbureau
De psychologe (handelend onder de naam Tebeyo) waar de zaak bij het hof om draait is een niet-BIG-geregistreerd psycholoog. Belastingadviesbureau Bevelander uit het Utrechtse Schoonrewoerd verzorgde van 2009 tot 2018 voor de psychologe in elk geval de aangifte inkomstenbelasting en de jaarrekening van haar praktijk. Over de jaren 2013 en 2014 en het eerste kwartaal van 2015 droeg ze omzetbelasting af voor haar werkzaamheden als psycholoog. Vanaf 1 januari 2015 ontving ze afgedragen omzetbelasting weer terug.
Bij de rechtbank Midden-Nederland vorderde ze eerder om Bevelander te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 14.205,77 voor de afgedragen omzetbelasting over 2013 en 2014 die ze volgens haar van de Belastingdienst had kunnen terugontvangen als daar tijdig bezwaar tegen was gemaakt. De rechtbank wees de vordering af, maar de psychologe tekende hoger beroep aan.
Gerechtshof buigt zich over opdracht
De psychologe stelde bij het hof dat Bevelander niet alleen de aangifte van de omzetbelasting altijd voor haar rekening nam, maar dat zij haar daarover ook adviseerde en daarbij eveneens de jurisprudentie van de Hoge Raad betrok. De aard en de omvang van de werkzaamheden die Bevelander op grond van de opdracht verrichtte was dus aanzienlijk breder en verstrekkender dan de rechtbank heeft aangenomen. Ter toelichting op die stelling overlegde ze een aantal producties waaruit volgens haar blijkt dat Bevelander ook over de jaren 2011 en 2012 al haar aangifte omzetbelasting verzorgde.
Reikwijdte opdracht
Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat Bevelander bij aanvang van haar financiële dienstverlening op 23 februari 2009 aan de psychologe een opdrachtbevestiging heeft gestuurd waarin zij de gemaakte afspraken tussen de partijen bevestigt. Tegen een uurtarief van € 80 exclusief omzetbelasting zou Bevelander de aangifte inkomstenbelasting en de jaarrekening van de praktijk voor psychotherapie van de psychologe verzorgen, zo blijkt uit die brief. Een andere, ruimere schriftelijke opdrachtbevestiging bevindt zich niet bij de stukken. De vraag is vervolgens of, zoals de psychologe stelt, tussen de partijen in de loop der jaren de opdracht is uitgebreid tot het doen van aangifte omzetbelasting en het geven van advies daarover.
Geen verplichting op basis van opdracht
Het hof oordeelt dat dat niet het geval is. Met Bevelander is het hof van oordeel dat het feit dat Bevelander werkzaamheden in 2011 en 2012 in het kader van de omzetbelasting van de kleine ondernemersregeling heeft verzorgd, al dan niet op verzoek van de psychologe, nog niet betekent dat er een impliciete opdracht of een bestendige lijn was dat Bevelander altijd alle zaken met betrekking tot de omzetbelasting voor de psychologe regelde.
Tussen de partijen staat bovendien vast dat de psychologe zelf contact heeft gezocht met de Belastingdienst naar aanleiding van de aangekondigde wijziging van de btw-vrijstelling voor medische dienstverlening. Vaststaat ook dat de psychologe aanvankelijk vanaf 1 januari 2013 was vrijgesteld voor de omzetbelasting omdat de Belastingdienst – kennelijk op basis van door de psychologe zelf verstrekte gegevens – in de veronderstelling verkeerde dat ze voldeed aan de daarvoor geldende specifieke voorwaarden. Naar het oordeel van het hof valt niet goed in te zien dat Bevelander onder die omstandigheden in 2013 de aangifte omzetbelasting voor de door de psychologe verrichte diensten had moeten verzorgen, zoals ze zelf kennelijk stelt. Van het verzaken van het tijdig indienen van bezwaar door Bevelander kan in zo’n geval dan ook geen sprake zijn. Als iemand van mening is niet btw-plichtig te zijn en geen aangifte doet kan van een bezwaar immers geen sprake zijn. Hieruit blijkt naar oordeel van het hof ook, dat de psychologe zelf zich actief bezighield met de vraag naar de verschuldigdheid van btw over haar werkzaamheden als psycholoog en dat zij deze taak (taken) niet geheel aan Bevelander had toevertrouwd.
Ook geen schending zorgplicht
Ook de stelling van de psychologe dat Bevelander zijn zorgplicht als fiscaal deskundig adviseur heeft geschonden houdt bij het hof geen stand. De psychologe spreekt Bevelander niet tegen als zij zegt dat zij haar voor het eerst in oktober 2015 van deze procedure op de hoogte heeft gebracht. Sterker nog: zij geeft aan dat zij er zelf ook pas later achter kwam. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden van Bevelander als financieel dienstverlener niet kon worden verlangd, zoals de psychologe stelt, kennelijk in het kader van een algemene zorgplicht en zonder een specifieke opdracht daartoe, dat zij op de hoogte was van de door de beroepsgroep van de klant aangespannen procedure en dat zij daarop moest anticiperen. Nog daargelaten dat de psychologe niet duidelijk heeft gemaakt hoe Bevelander dat dan had moeten doen. De psychologe had immers zelf bij de Belastingdienst bewerkstelligd dat zij aanvankelijk een btw-vrijstelling kreeg voor 2013 en 2014, hetgeen halverwege 2014 weer moest worden hersteld omdat ze niet aan de voorwaarden voldeed.
Vanaf dat moment heeft Bevelander de aangifte omzetbelasting over 2013 en 2014 op verzoek van de psychologe met terugwerkende kracht verzorgd, zoals op dat moment naar aanleiding van het gewijzigde inzicht ook moest gebeuren. Meteen nadat Bevelander door de psychologe op de hoogte is gebracht van het eerder bedoelde arrest heeft zij op 23 oktober 2015 de suppletieaangiften omzetbelasting ingediend over de periode 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2015. Vervolgens heeft Bevelander contact gehouden met de Belastingdienst, tot het moment dat de psychologe een andere financiële dienstverlener in de arm heeft genomen. Onder de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden kan niet worden gesteld dat Bevelander haar zorgplicht als financieel dienstverlener heeft geschonden, spreekt het hof uit.
Daaruit volgt dat Bevelander niet is tekortgeschoten in de uitvoering van de aan haar gegeven opdracht tot financiële dienstverlening, noch haar algemene zorgplicht heeft geschonden, zodat zij niet aansprakelijk kan worden gehouden voor enige schade.