Een bij de SRA aangesloten belastingadvieskantoor moet financieel dienstverlener CAK tienduizenden euro’s belastingrente vergoeden, oordeelt de rechter. Het kantoor beëindigde abrupt de samenwerking en liet na te waarschuwen voor het reële risico op heffing van belastingrente.
CAK, een in Dordrecht gevestigde financieel dienstverlener waaronder bedrijven als verzekeraar National Academic en aanbieder van zorgverzekeringen Promovendum vallen, laat sinds 1996 de belastingaangifte verzorgen door een bij de SRA aangesloten kantoor. Dat doet nog meer werkzaamheden voor CAK, maar bouwt die door de jaren heen af. Uit de tussenuitspraak in deze zaak blijkt dat het betreffende kantoor Hak + Baak uit Sliedrecht is. Aangifte gebeurt telkens na ontvangst van de definitieve jaarrekening. Begin 2018 berekent het kantoor dat CAK over 2017 een kleine € 4 miljoen vennootschapsbelasting moet afdragen. De fiscus heeft dan al een voorlopige aanslag gestuurd voor € 2,6 miljoen.
‘Niet de specialistische kennis’
In april krijgt CAK een mailtje van de adviseur die de contactpersoon was: hij stapt over naar een ander kantoor. Kort daarop stuurt het kantoor de mededeling dat CAK beter een andere belastingadviseur kan zoeken: ‘Wij gaan de aangifte 2017 in ieder geval niet meer verzorgen om reden dat wij als kantoor niet de specialistische kennis hebben.’ Later dat jaar volgt van de opvolgend belastingadviseur een aanvraag voor een nieuwe voorlopige aanslag 2017: die leidt tot een extra aanslag van ruim € 1,3 miljoen, waaronder een bedrag van ruim € 80.000 aan belastingrente, gerekend vanaf 1 juli het jaar ervoor. CAK stapt naar de rechter en eist dat de voormalige belastingadviseur die rente vergoedt.
Accountant mocht verzoek tot wijziging niet doen
De rechter oordeelt allereerst dat er sprake was van een doorlopende opdrachtrelatie, zodat CAK erop mocht vertrouwen dat ook in 2018 weer aangifte zou worden gedaan. Het tegenargument dat de huisaccountant dan maar een verzoek tot wijziging van de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2017 had moeten doen na het afhaken van de belastingadviseur, veegt de rechter van tafel. ‘Immers, op grond van de door CAK overgelegde en niet door [gedaagde] weersproken verklaring van de huisaccountant, staat vast dat deze de jaarrekening en het bestuursverslag van CAK en onder andere de aan haar gelieerde verzekeringsmaatschappij National Academic over 2017 heeft onderzocht en gecontroleerd en dat de aan haar verleende opdracht niet zag op het doen van aangiften of verzoeken tot het opleggen van een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting voor CAK. Bovendien mogen die rollen op grond van de toepasselijke regelgeving niet met elkaar worden verenigd.’
Dreigende belastingrente
Uit de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting over 2017 bleek dat er nog een aanzienlijk bedrag betaald moest worden. Een wijziging van die aanslag aanvragen was relatief eenvoudig. ‘Echter, daaruit volgt niet zonder meer dat CAK wist of redelijkerwijze behoorde te weten dat zij een belastingrente van 8% riskeerde indien de op 1 juli 2018 betaalde vennootschapsbelasting 2017 lager was dan het volgens de definitieve aanslag verschuldigde bedrag en dat dit met een tijdige wijziging van de voorlopige aanslag kon worden voorkomen. De daarvoor benodigde kennis kan niet bij de gemiddelde burger of de gemiddelde boekhoudkundige aanwezig worden geacht.’ De rechter verwijst naar de Praktijkhandreiking belastingrente en invorderingsrente van de SRA, die de regelgeving rondom belastingrente ‘niet eenvoudig’ noemt.
Eigen initiatief niet gebruikelijk
De adviseur kende de opgelegde voorlopige aanslag en had berekend wat CAK op basis van de aangeleverde cijfers over 2017 aan vennootschapsbelasting moest afdragen. ‘Het verschil tussen die bedragen bracht niet mee dat [gedaagde] toen spontaan een verzoek tot wijziging van de voorlopige aanslag diende in te dienen. Immers, uit het telefonisch overleg dat partijen jaarlijks over het indienen van de aangifte vennootschapsbelasting voerden, volgt dat het tussen hen niet gebruikelijk was dat [gedaagde] dergelijke werkzaamheden op eigen initiatief deed. Bovendien kon [gedaagde] er niet zonder meer van uitgaan dat de cijfers waarop zij haar berekening baseerde overeenstemde met die in de nog vast te stellen jaarrekening over 2017.’
Waarschuwing was op zijn plaats geweest
Het kantoor had CAK op enig moment en zeker bij het beëindigen van de relatie moeten waarschuwen voor het risico op heffing van belastingrente als de voorlopige aanslag op 1 juli 2018 niet aansloot op de over 2017 verschuldigde vennootschapsbelasting en dat een wijziging van de voorlopige aanslag kon worden gevraagd om dat te bewerkstelligen, oordeelt de rechter. ‘Dat behoort niet alleen bij door haar als redelijk bekwaam en redelijk handelend belastingadviseur in acht te nemen zorg, maar ook bij hetgeen uit de redelijkheid en billijkheid bij de beëindiging van een langdurige relatie als de onderhavige behoort.’ Het advieskantoor is dus tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Maar daarmee hoeft het nog niet de volle geëiste ruim € 80.000 te betalen.
Opvolgend adviseur handelde te laat
CAK heeft in oktober 2018 een andere belastingadviseur in de arm genomen. Die had voor 1 november tijdig een afdoende voorlopige aanslag vennootschapsbelasting kunnen en moeten regelen, aldus de rechter. Maar de nieuwe voorlopige aanslag is pas in februari 2019 aangevraagd. ‘Dat is een omstandigheid die in de verhouding tussen partijen aan CAK dient te worden toegerekend.’ Daarom moet de vanaf 1 november 2018 geheven belastingrente voor rekening van CAK blijven. Dat leidt ertoe dat het kantoor maar de helft van het gevorderde bedrag hoeft te vergoeden.