Een destijds bij de Belastingdienst werkzame accountant en zijn ex-echtgenote blijken eind 2019 beiden strafontslag te hebben gekregen wegens ernstig plichtverzuim, omdat ze jarenlang hypotheekrenteaftrek onjuist in hun aangiftes IB/PVV opnamen. Van kwade trouw was echter geen sprake bij de accountant, heeft de rechtbank Den Haag nu geoordeeld.
Dat blijkt uit de deze week gepubliceerde uitspraken die afgelopen zomer zijn gedaan. Daarin word ook gemeld dat bij de bestuursrechter nog een procedure tegen het strafontslag loopt.
Uitspraken: ECLI:NL:RBDHA:2021:11343 & ECLI:NL:RBDHA:2021:11345
Pand met beneden- en bovenwoning gekocht
De man en zijn ex-echtgenote waren jarenlang werkzaam bij de Belastingdienst, respectievelijk als accountant/computerspecialist en specialist in de indirecte belastingen. In 1996 kocht het stel een pand dat ten tijde van de aankoop uit een benedenwoning en een bovenwoning bestond. De accountant en zijn toenmalige echtgenote bewoonden een deel van het pand, de rest werd verhuurd. In verband met hun echtscheiding is het pand inmiddels verkocht, maar de woning heeft nog altijd grote gevolgen voor de accountant en zijn ex-echtgenote.
In 2015 rezen namelijk vragen bij de Belastingdienst over de manier waarop de twee de hypotheekrenteaftrek de jaren daarvoor in hun aangiften IB/PVV hadden opgenomen. Volgens de accountant en zijn ex-echtgenote had de eigenwoningschuld volledig betrekking op de benedenwoning, waar ze sinds 1999 zelf in woonden. Dat was al sinds de aangifte over het jaar 2000 ook zo aangegeven.
Navorderingsaanslagen, vergrijpboetes en strafontslag
De Belastingdienst ging daar echter niet mee akkoord en legde uiteindelijk navorderingsaanslagen en vergrijpboetes op over de jaren 2013 tot en met 2016. Daarbij werd tweederde van de hypotheekrenteaftrek niet in aftrek toegestaan. Daar bleef het niet bij, want op 18 december 2019 werd aan de accountant en zijn ex-echtgenote strafontslag verleend wegens ernstig plichtverzuim in verband met het jarenlang indienen van onjuiste aangiftes IB/PVV.
Gang naar rechter: geen kwade trouw
De accountant en zijn ex-echtgenote stapten naar de belastingrechter over de navorderingsaanslagen en vergrijpboetes. Die oordeelt dat de manier waarop de Belastingdienst de eigenwoningschuld heeft vastgesteld terecht is. Van kwade trouw is echter geen sprake geweest. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de fiscus over alle voor de aangifte van belang zijnde feitelijke gegevens, zoals de eigendoms- en hypotheekaktes en de huurcontracten uit 1996 en 1999, beschikte. Daarnaast stond het juridische standpunt van de accountant omtrent de hoogte van de eigenwoningschuld en de hypotheekrenteaftrek in de aangifte weergegeven. Met de wijze waarop hij de aangifte heeft ingevuld heeft de accountant de fiscus dan ook niet opzettelijk onjuist geïnformeerd of onjuiste inlichtingen verstrekt, oordeelt de rechtbank. ‘Eiser heeft daarmee verweerder evenmin doelbewust op het verkeerde been gezet. Weliswaar heeft eiser in de aangifte een onjuist juridisch standpunt ingenomen, maar uit hetgeen eiser op dit punt heeft verklaard, maakt de rechtbank op dat eiser meende dat hij zijn juridische standpunt met verweerder had afgestemd en dat verweerder hiermee akkoord was. Het indienen van een onjuiste aangifte ligt dan ook eerder in de sfeer van een bij eiser ontstaan misverstand, zodat niet kan worden geconcludeerd dat eiser opzettelijk een onjuiste aangifte heeft gedaan. Van kwade trouw is dus geen sprake.’
Deel navorderingsaanslagen en boetes vernietigd
Dat oordeel brengt mee dat de Belastingdienst voor het jaar 2013 niet bevoegd is om na te vorderen. De navorderingsaanslag 2013 en de daarin opgenomen belastingrentebeschikking en vergrijpboete dienen dan ook te worden vernietigd, bepaalt de rechtbank. Over 2014 tot en met 2016 worden de navorderingsaanslagen wel gehandhaafd. De vergrijpboetes van € 1.000 per jaar worden voer die jaren wel vernietigd, omdat de fiscus niet aannemelijk heeft gemaakt dat de accountant opzettelijk onjuiste aangiften heeft ingediend.
Zaak ex-echtgenote ongegrond
De rechtbank Den Haag verklaart het beroep van de ex-echtgenote ongegrond. Voor de jaren 2013 tot en met 2016 kwam ze niet tot lagere belastbare inkomens uit werk en woning dan zij in haar aangiften heeft aangegeven. Daarmee heeft ze geen standpunt ingenomen dat tot lagere navorderingsaanslagen kan leiden. Voor de overige argumenten van de vrouw verwijst de rechtbank naar de procedure van de accountant.