Een werkneemster verschijnt niet op haar werk. Volgens haar is sprake van een noodsituatie, maar zij legt dit verder niet uit. Is het ontslag op staande voet terecht?
De werkneemster had geen toestemming voor verlof. Toch kwam zij niet op haar werk. De werkgever vroeg haar binnen drie dagen contact op te nemen maar dat heeft zij niet gedaan. De werkgever heeft haar vervolgens op staande voet ontslagen.
Verzoekschrift te laat ingediend
De werkneemster is op 8 mei 2021 door de werkgever, een uitzendbureau, op staande voet ontslagen. De werkneemster kan de kantonrechter vragen het ontslag op staande voet te vernietigen, zoals zij in deze zaak doet. Zij heeft hiervoor twee maanden de tijd, te rekenen vanaf de dag nadat de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 9 mei 2021. Deze termijn van twee maanden eindigt dan op 8 juli 2021. Het verzoekschrift is echter ingediend op 9 juli 2021, dus een dag te laat. De werkneemster moet met andere woorden niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.
Ontslag op staande voet terecht
Zou de werkneemster wel ontvankelijk zijn geweest in haar verzoek, dan had de kantonrechter geoordeeld dat de werkgever haar terecht op staande voet ontslagen heeft. Vernietiging van dat ontslag op staande voet – en voor toewijzing van de vergoedingen die de werkneemster vraagt – was daarom niet aan de orde geweest.
Zonder toestemming weggebleven
De werkneemster heeft in de vroege morgen van 6 mei 2021 vrij gevraagd voor die en voor de volgende dag, naar eigen zeggen om persoonlijke zaken te regelen. De werkgever deelde haar mee zonder overleg met de opdrachtgever geen toestemming te kunnen verlenen voor het verlof. De werkneemster is toch die dag (en de volgende dag) niet op haar werk verschenen.
De werkneemster voert weliswaar aan dat zij in de middag van 6 mei 2021 mondeling toestemming voor verlof heeft gekregen van haar coördinator, maar de werkgever betwist dit. Een verklaring van de coördinator waarin hij bevestigt de werkneemster toestemming gegeven te hebben voor het verlof is niet in het geding gebracht.
Niet binnen drie dagen contact opgenomen
De werkneemster is op dezelfde dag gevraagd binnen drie dagen contact op te nemen met de werkgever maar dit heeft zij niet gedaan. Van de werkgever kan redelijkerwijs niet gevergd worden een arbeidsovereenkomst te laten voortduren met een werknemer die zonder toestemming niet op haar werk verschijnt en die vervolgens ook niet ingaat op het redelijke verzoek binnen drie dagen contact op te nemen. Voor de werkgever restte op 8 mei 2021 dan ook niets anders dan de werkneemster op staande voet te ontslaan.
Noodsituatie?
De regels rond opnemen van verlof gelden uiteraard niet als zwaarwegende persoonlijke belangen van in dit geval de werkneemster dat in de weg staan. In een noodsituatie moet zij verlof op kunnen nemen. De werkneemster lijkt te stellen dat van een noodsituatie inderdaad sprake was op 6 en 7 mei 2021, maar wat er concreet aan de hand was heeft zij niet uitgelegd.
Waarom dringend vrij?
De werkneemster heeft dit rond het ontslag op staande voet niet tegen de werkgever gezegd en tijdens de mondelinge behandeling is ook niet naar voren gekomen waarom zij op 6 en 7 mei 2021 dringend vrij moest nemen. Het enige wat de werkneemster in dit verband gezegd heeft is dat haar zoon op 6 mei 2021 belde met de mededeling dat hij problemen had met de auto. Zonder nadere uitleg, die de werkneemster dus niet gegeven heeft, kan de kantonrechter in problemen met een auto geen noodsituatie zien.
Geen dringende reden
Dat de werkneemster een dringende reden had om vrij te nemen, lijkt niet te stroken met het feit dat de werkneemster tijdens haar ongeoorloofde verlof op 6 mei 2021 (volgens de werkgever) dan wel op 7 mei 2021 (naar eigen zeggen) wel aan het werk is gezien in een supermarkt. Waarom kon de werkneemster wel in een supermarkt werken, maar niet in de kwekerij waar zij die dag (de 6e dan wel de 7e) voor de werkgever geacht werd te werken. De werkneemster geeft ook daar geen verklaring voor.
Boete niet toewijsbaar
De boete van € 7.500 die de werkgever vordert is niet toewijsbaar. De werkgever legt niet uitgebreid uit wat zij de werkneemster nu precies verwijt, maar de kantonrechter gaat ervan uit dat hij doelt op de aanwezigheid van de werkneemster in de supermarkt op 6 of 7 mei 2021, terwijl zij werd geacht voor de werkgever bij de kwekerij te werken.
Gedragsregels niet overtreden want afwezig
Een redelijke uitleg van het ‘zonder toestemming in werktijd werk verrichten’ brengt echter mee dat wordt bedoeld dat de werkneemster zich tijdens haar aanwezigheid in de kwekerij niet bezig mag houden met andere werkzaamheden. Hoewel ongeoorloofd en daarom op staande voet ontslagen, op 6 en 7 mei 2021 was de werkneemster niet aanwezig in de kwekerij en kon zij deze bepaling in de gedragsregels dus niet overtreden.
Proceskosten betalen
De boete die de werkgever vordert is weliswaar niet toewijsbaar, maar het gaat in deze zaak uiteindelijk om vernietiging van het ontslag op staande voet. De werkneemster wordt in dat verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Zij moet daarom als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd en de werkneemster wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 15 oktober 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9721