De rechtbank Noord-Holland oordeelt dat een werknemer geen recht op doorbetaling van de sales bonus en de netto onkostenvergoeding tijdens ziekte heeft, omdat het doorbetaald loon hoger is dan het wettelijk minimum (70 procent maximum dagloon) en uit de cao-definitie volgt dat deze bestanddelen geen onderdeel uitmaken van het loon tijdens ziekte.
Waar gaat deze zaak over?
Deze zaak gaat over de vraag welke loonbestanddelen op grond van de wet (artikel 7:629 BW) en de toepasselijke cao moeten worden doorbetaald tijdens arbeidsongeschiktheid en of bij de eindafrekening te weinig vakantietoeslag en eindejaarsuitkering aan werknemer is uitbetaald.
Op grond van artikel 7:629 BW bestaat (slechts) recht op doorbetaling van 70 procent van het loon, gemaximeerd tot het maximumdagloon. Aangezien de werknemer (ook tijdens ziekte) meer verdient dan dit, kan op grond van artikel 7:629 BW geen aanspraak op meer worden gemaakt.
Hoewel in de cao is bepaald dat tijdens ziekte 100 procent respectievelijk 80 procent van het maandinkomen wordt doorbetaald, volgt uit de definitie van het begrip ‘maandinkomen’ dat hieronder niet de sales bonus en de onbelaste onkostenvergoeding vallen. Ook op grond van goed werkgeverschap is de werkgever niet gehouden de werknemer tijdens ziekte méér uit te betalen dan de wet en cao voorschrijven.
De vordering ten aanzien van de eindafrekening wordt afgewezen, omdat deze is gebaseerd op een onjuist salaris en de werkgever correct (op basis van het juiste) salaris heeft afgerekend.
Loondoorbetaling bij ziekte
Een werknemer die arbeidsongeschikt is ten gevolge van ziekte, heeft op grond van artikel 7:629 BW aanspraak op loondoorbetaling van 70 procent van het (maximum dag)loon, in het tweede jaar tot maximaal 70 procent van het minimumloon. Onder loon moet in dit verband het naar tijdruimte vastgestelde loon worden verstaan, waaronder, indien het loon niet naar tijdruimte is vastgesteld, ook het gemiddeld loon kan worden verstaan.
Recht op 70 procent maximum dagloon
Deze bepaling komt er dus op neer dat wie meer verdient dan het maximum dagloon, bij ziekte slechts recht heeft op 70 procent van het maximum dagloon en niet op het meerdere.
Uit de door de werkgever opgestelde tabel volgt dat het maandsalaris inclusief vakantiegeld van de werknemer hoger is dan het maximum dagloon, en dat de loonbetaling van de werkgever tijdens ziekte steeds hoger was dan 70 procent van het maximum dagloon. Het gevolg hiervan is dat de loondoorbetaling tijdens ziekte niet in strijd is geweest met (het minimum van) artikel 7:629 BW (70 procent van het maximum dagloon) en dat de werknemer op grond van artikel 7:629 BW geen aanspraak kan maken op meer dan het wettelijk minimum.
Definitie maandinkomen in cao
In artikel 18.1 van de cao staat dat tijdens ziekte 100 procent respectievelijk 80 procent van het ‘maandinkomen’ wordt doorbetaald.
De definitie van ‘maandinkomen’ staat in artikel 1: het maandsalaris vermeerderd met eventuele ploegentoeslag. Het ‘maandsalaris’ gedefinieerd als: het jaarsalaris verminderd met de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering, gedeeld door 12. Het ‘jaarsalaris’ is weer gedefinieerd als 12 maal het maandsalaris vermeerderd met 8 procent vakantietoeslag en 3 procent eindejaarsuitkering.
De werknemer merkt terecht op dat in de cao-definities niet (letterlijk/expliciet) staat dat de SIP-bonus en de onkostenvergoeding niet onder het begrip ‘maandinkomen’ moeten worden begrepen. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat deze bestanddelen wél onder het begrip moeten worden begrepen.
‘Kale’ maandsalaris
In de cao-definities noch in de overige tekst van de cao zijn hiervoor aanknopingspunten te vinden. Allereerst staat in de cao-definities niet dat de SIP-bonus en de onkostenvergoeding onder het begrip ‘maandinkomen’ moeten worden begrepen.
Bovendien komt het samenstel van definities er volgens de kantonrechter op neer dat onder maandinkomen moet worden verstaan het ‘kale’ maandsalaris vermeerderd met eventuele ploegentoeslag. Deze uitleg sluit aan bij de terminologie in de arbeidsovereenkomst, waarin het jaarsalaris van de werknemer is gedefinieerd als: 12 ‘kale’ maandsalarissen, vakantiegeld en eindejaarsuitkering.
Voor een ruimere uitleg van het begrip maandsalaris zoals door de werknemer bepleit, biedt de tekst van de cao dan ook geen ruimte.
Goed werkgeverschap
Subsidiair stelt de werknemer zich op het standpunt dat zij op grond van het goed werkgeverschap aanspraak heeft op doorbetaling tijdens ziekte van de SIP-bonus en de onkostenvergoeding.
Dit standpunt wordt verworpen. De door de werknemer genoemde omstandigheden, te weten: (i) de werknemer heeft zich tijdens haar lange dienstverband ten volle heeft ingezet, (ii) de werknemer heeft altijd goede (functie)beoordelingen gehad en (iii) de werknemer heeft steeds een hoge afzet gegenereerd voordat zij ziek werd, rechtvaardigen niet de conclusie dat de werkgever in strijd met het goed werkgeverschap heeft gehandeld door de werknemer tijdens ziekte niet méér te betalen dan waartoe de werkgever op grond van de wet en cao verplicht is.
Geen gerechtvaardigd vertrouwen gewekt
Dat zou anders kunnen zijn als bij de werknemer het gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt dat tijdens ziekte ook de SIP-bonus en de onkostenvergoeding zouden worden doorbetaald. Daarvan is echter niet gebleken.
In de Basic Principles SIP staat duidelijk dat geen Sales Incentive Plan (SIP) wordt betaald wanneer de werknemer wegens langdurige ziekte niet minimaal 90 procent van de werkbare werkdagen werkzaam is geweest. Ook ten aanzien van de onkostenvergoeding is in (artikel 13 van) het Handboek Personeelsregelingen duidelijk vermeld dat de betaling na twee maanden arbeidsongeschiktheid wordt stopgezet. De kantonrechter is daarom van oordeel dat er bij de werknemer geen misverstand over kon bestaan dat deze bestanddelen tijdens ziekte niet zouden worden doorbetaald.
Te weinig vakantiegeld en eindejaarsuitkering?
Volgens de werknemer heeft de werkgever € 52,90 bruto te weinig aan vakantiegeld en eindejaarsuitkering uitbetaald. de werknemer baseert zich hierbij op een berekening van een externe salarisadviseur.
De werkgever heeft de berekening van de salarisadviseur gemotiveerd weersproken en toegelicht dat die onjuist is, omdat (i) deze voor de maanden januari – maart 2020 gebaseerd is op een (onjuist, hoger) salaris dat pas per 1 april 2020 is gaan gelden, en (ii) deze berekening ten onrechte uitgaat van een loondoorbetalingsplicht tot 19 april 2020 in plaats van 16 april 2020.
De werknemer heeft hierop geen inhoudelijke reactie gegeven en de stellingen van de werkgever ten aanzien van het tot april 2020 geldende salaris en de op 16 april 2020 aflopende loondoorbetalingsplicht niet weerlegd of weersproken. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van deze stellingen en de daarop gebaseerde berekeningen van de werkgever. Daaruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter afdoende dat de werkgever correct met de werknemer heeft afgerekend. De vordering van de werknemer tot nabetaling van vakantiegeld en eindejaarsuitkering wijst de kantonrechter daarom af.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 8 december 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:11785