
Staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) heeft niet de intentie om direct veel werk te maken van het bestrijden van belastingontwijking door Zuidas-partners. Het wetsvoorstel excessief lenen beperkt de voordelen al, laat hij de Tweede Kamer, en de Belastingdienst zit op de huid van gezamenlijke bv’s die de gebruikelijkloonregeling omzeilen.
Kamerleden Van der Lee (GroenLinks), Nijboer (PvdA), Alkaya (SP) en Dassen (Volt) hadden vragen gesteld over belastingontwijking door partners van onder meer accountants- en advocatenkantoren op de Zuidas. Ze wijzen onder meer naar het coalitieakkoord, dat aangeeft dat de commissie Borstlap concludeert dat er ‘een duidelijke aanwijzing is dat de fiscale regels rond dga’s er onvoldoende in slagen om arbeidsinkomen effectief te belasten’.
Wetsvoorstel excessief lenen
Ondanks de belastingregels kan het zijn dat de belastingdruk van een dga lager uitvalt dan die van een vergelijkbare werknemer in loondienst. ‘Een groot verschil is onwenselijk.’ Van Rij verwijst naar het rapport van de commissie, waarin wordt aangegeven dat veel inkomen in de vennootschap blijft zitten en niet wordt uitgekeerd. ‘Dga’s kunnen vervolgens deze liquide middelen belastingvrij lenen van de vennootschap, wat voor belastinguitstel en –afstel zorgt. Het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap bestrijdt dit.’ De staatssecretaris houdt wel de deur open voor meer maatregelen: ‘Verder zal nog worden bezien hoe het voornemen zoals opgenomen in het coalitieakkoord concreet kan worden ingevuld.’
Belastingdruk dga is omlaag gegaan
De Kamerleden wilden ook weten of dga’s met de nieuwe belastingregels alleen maar minder belasting gaan betalen. ‘Het klopt dat de gecombineerde belastingdruk van de dga (vennootschapsbelasting en aanmerkelijkbelangheffing) verlaagd wordt door de verlenging van de eerste tariefschijf in de vennootschapsbelasting en de verlaging van het lage tarief in de vennootschapsbelasting. Hier staat tegenover dat het tarief in box 2 stapsgewijs in 2020 en 2021 is verhoogd van 25% naar 26,9% en met het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap het excessief lenen van de eigen vennootschap wordt ingeperkt.’
Afspraken over gebruikelijk loon
Van Rij bevestigt verder dat de Belastingdienst vooraf afspraken maakt als een dga een verzoek om vooroverleg indient. ‘Het vooroverleg leidt tot een standpuntbepaling over (de hoogte van) het toepasselijke gebruikelijk loon in die specifieke situatie, binnen de kaders van wet- en regelgeving, beleid en jurisprudentie. De Belastingdienst heeft voor vooroverleg over de gebruikelijkloonregeling op de website een checklist beschikbaar gemaakt.’ Dga’s die voor start-ups werken hebben te maken met soepeler regels. ‘Ook startende ondernemingen die niet voldoen aan de voorwaarden voor kwalificatie start-up en ondernemingen die verlies lijden, mogen in bepaalde gevallen van een lager gebruikelijk loon uitgaan.’
Miljoenen onbelast
Van Rij gaat ook in op de suggestie dat de Belastingdienst met Zuidaskantoren heeft afgesproken dat het gebruikelijk loon nooit hoger kan zijn dan een bepaald bedrag zoals € 360.000, terwijl de winstuitkeringen kunnen oplopen miljoenen. ‘De Belastingdienst gaat in verband met zijn wettelijke geheimhoudingsplicht niet in op individuele gevallen. Een standpunt waarbij de inspecteur het gebruikelijk loon vaststelt op € 360.000 terwijl de winstuitkeringen oplopen tot hogere bedragen is evenwel mogelijk. Het gebruikelijk loon wordt namelijk vastgesteld conform het wettelijke kader zoals hiervoor geschetst. Een winstuitkering aan de eigen vennootschap heeft daar geen invloed op.’
Geen actie op ontwijking met gezamenlijke bv
Het is juridisch mogelijk om nog meer belasting te ontwijken door een gezamenlijke bv op te richten met minimaal twintig partners, waar iedere partner minder dan 5% van de aandelen bezit, bevestigt Van Rij. Het winstaandeel van de partner is dan de facto onbelast, want de gebruikelijkloonregeling is niet meer van toepassing. ‘Het opzetten van een dergelijke constructie met het oog om het aanmerkelijkbelangregime en de gebruikelijkloonregeling te omzeilen, is bij de totstandkoming van de Wet Inkomstenbelasting 2001 onderkend. Mijn ambtsvoorganger heeft destijds aangegeven een dergelijke constructie in strijd met de doelstelling van de wet te achten. Deze opvatting onderschrijf ik. De Belastingdienst pakt dergelijke constructies aan, onder andere door te toetsen of feitelijk sprake is van een dienstbetrekking. Het is daarom niet nodig om nieuwe beleidsopties in kaart te brengen.’
Van Rijs voorganger Vijlbrief schreef al eerder over de materie aan de Tweede Kamer, maar schoof de kwestie door naar het nieuwe kabinet. De rechter oordeelt binnenkort in twee zaken of ontslagen partners bij EY en Deloitte nu wel of geen werknemers waren. Dat kan mogelijk een bom leggen onder het partnermodel.