Een AA trad op als partijadviseur voor de echtgenote in een mediationtraject in het kader van een echtscheiding. Op verzoek van de mediator stelde hij een vermogensopstelling op, waarbij het met name ging om waardering van de aandelen van een BV en de waarde van het maatschapsaandeel in een vof. De (ex-)echtgenoot diende hierop een tuchtklacht in tegen de accountant. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) verklaart de klacht echter ongegrond, net als de Accountantskamer eerder deed.
Betoog voormalige echtgenoot
De voormalige echtgenoot betoogt in hoger beroep onder meer dat de AA conclusies over de waarde van de aandelen heeft getrokken en dat zijn onderzoek ook op waarheidsvinding was gericht. De accountant heeft daarbij volgens hem onvoldoende toegelicht op welke wijze die waardering tot stand is gekomen. Het is onduidelijk waar de AA het bedrag van bijna € 9 miljoen aan waarde van de VOF op heeft gebaseerd. Van hem mocht wel degelijk enig onderzoek en enige onderbouwing worden verwacht. De AA heeft de onderhandeling ‘hoog ingestoken’ en een willekeurig bedrag genoemd, betoogt de voormalige echtgenoot.
De AA heeft volgens de man zelf ook toegegeven geen enkel onderzoek te hebben gedaan en gewoon maar een bedrag te hebben genoemd en heeft daarna vastgehouden aan deze waardering, terwijl hij wist dat deze onjuist was. Voor tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet vereist dat de accountant bewust een onjuist standpunt inneemt. Voldoende is dat hem kan worden verweten dat hij een onjuist of misleidend standpunt heeft ingenomen. De AA heeft zich enkel laten leiden door een onderhandelingsstrategie en niet objectief gehandeld, betoogt de ex-echtgenoot. De accountant zou de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en objectiviteit hebben geschonden.
Oordeel CBb
Het College concludeert echter dat de AA de vermogensopstelling heeft voorzien van een voldoende deugdelijke grondslag. In de latere echtscheidingsbeschikking is op basis van een deskundigenrapport van een lagere waarde uitgegaan, maar dat betekent niet dat de accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld bij het maken van zijn berekening. Door de toelichting bij de vermogensopstelling – en de nadere toelichting door de AA op de zitting – is voldoende inzichtelijk geworden hoe hij tot de bedragen is gekomen van de waarde van de aandelen en die van de goodwill. Naar het oordeel van het College is niet gebleken dat door de AA gegevens zijn gepresenteerd of zaken zijn voorgesteld waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze onjuist waren. Evenmin is gebleken dat hem kan worden verweten dat hij een onjuist of misleidend standpunt heeft ingenomen. Hij heeft een verdedigbare berekening gemaakt op basis van de gegevens waarover hij kon beschikken, oordeelt het College.
De ex-echtgenoot heeft niet aannemelijk heeft gemaakt dat de AA zich in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit vooringenomen heeft opgesteld, dan wel in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid heeft gehandeld. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.