Het kabinet wil dat de re-integratie van zieke werknemers voor werkgevers met maximaal 100 werknemers zich in het tweede jaar kan gaan richten op het zogeheten tweede spoor. Zieke werknemers blijven twee jaar in dienst en houden recht op doorbetaling van hun loon. Een vroege keuze voor één van de re-integratiesporen stelt werknemers en werkgevers in staat eerder de re-integratie in gang te zetten, redeneert het kabinet.
Kleinere werkgevers kunnen na één jaar ziekte van een werknemer duidelijkheid krijgen over de vraag of ze een werknemer structureel kunnen laten vervangen. Dit gaat gelden voor werkgevers met maximaal 100 werknemers. Het betreft werkgevers met een loonsom tot en met 100 keer het gemiddelde premieloon per werknemer. Dat is gelijk aan de grens tussen middelgrote en grote werkgevers die geldt voor de gedifferentieerde premies voor de Werkhervattingskas (Whk).
Afgelopen maanden heeft minister Van Gennip van SZW in overleg met sociale partners gewerkt aan de uitwerking van deze afspraak. Daarbij waren de volgende uitgangspunten leidend:
- Bij ziekte blijft de inzet primair gericht op herstel en terugkeer van de werknemer.
- De re-integratie moet zich in het tweede ziektejaar kunnen richten op re-integratie of herplaatsing bij een andere werkgever (‘tweede spoor’).
- Het doel is dat de kleine werkgever aan het eind van het eerste ziektejaar duidelijkheid kan krijgen of zijn zieke werknemer nog bij hem terugkeert of niet.
- Als het eerste spoor wordt afgesloten, kan de werkgever de zieke werknemer duurzaam vervangen.
- De loondoorbetaling loopt door in het tweede jaar en de arbeidsovereenkomst eindigt na twee jaar (of eerder als de werknemer werk bij een andere werkgever heeft gevonden).
Deze uitgangspunten leiden tot de volgende uitwerking.
Na eerste ziektejaar
Een kleinere werkgever en zijn werknemer kunnen gezamenlijk besluiten tot het afsluiten van het eerste spoor. Er zullen in de uitwerking procedurele waarborgen worden opgenomen hoe werkgevers en werknemers dergelijke afspraken kunnen vastleggen. Als de werkgever en de werknemer niet tot overeenstemming komen over het afsluiten van het eerste spoor, en de werkgever wil het eerste spoor toch afsluiten, moet hij UWV om toestemming te vragen. Als het eerste spoor is afgesloten, is het uitgangspunt dat de werkgever de arbeidsovereenkomst na twee jaar onder voorwaarden kan opzeggen. Vanwege deze gevolgen voor de werknemer is het van belang dat als werkgever en werknemer het niet eens zijn over het afsluiten van het eerste spoor na het eerste jaar, dit onafhankelijk door UWV wordt getoetst.
UWV toetst op drie onderdelen of het eerste spoor mag worden afgesloten. Getoetst wordt of:
- de re-integratie-inspanningen in het eerste jaar voldoende zijn geweest. Daarbij wordt ook gekeken of er tekortkomingen zijn in de ingezette eerste spoor re-integratie-inspanningen;
- de werknemer nog steeds ziek is;
- te verwachten valt dat de werknemer binnen 13 weken zijn eigen (al dan niet aangepaste) werk bij de eigen werkgever kan verrichten. Bij aangepast eigen werk (de bedongen arbeid
in aangepaste vorm) kan gedacht worden aan aanpassingen ten aanzien van het aantal uren, het werkrooster of de (belasting in) taken.
Duurzame vervanging
Het zal dan gaan om een duurzame aanpassing van de functie. Meegewogen wordt in hoeverre dit redelijkerwijs van de werkgever kan worden gevraagd. Als dit redelijkerwijs kan worden gevergd, zal het eerste spoor niet worden afgesloten. Voor een werknemer die aan het eind van het eerste jaar in het geheel nog niet aan het werk is, ligt terugkeer in eigen (aangepast) werk binnen 13
weken niet voor de hand en hoeft die laatste toets niet te worden gedaan. In deze gevallen krijgt de werkgever, mits hij voldaan heeft aan zijn re-integratie-inspanningen, dus snel duidelijkheid dat hij duurzame vervanging kan organiseren om zijn bedrijfsvoering voort te zetten.
Tweede ziektejaar, tweede spoor
Als alle onderdelen van de toets positief uitvallen, krijgt de werkgever toestemming om de re-integratie in het tweede ziektejaar volledig op het tweede spoor te richten. Voor de werkgever is dan duidelijk dat hij geen plek meer beschikbaar hoeft te houden voor de werknemer en heeft de werkgever duidelijkheid dat hij de zieke medewerker duurzaam kan vervangen. Als de werknemer volledig herstelt in het tweede jaar, blijven de werkgever en de werknemer zich inzetten voor werkhervatting bij een andere werkgever. De werknemer houdt recht op loondoorbetaling gedurende het tweede jaar als hij volledig is hersteld, ook als hij niet terugkeert bij zijn eigen werkgever of nog niet bij een andere werkgever aan het werk is gegaan.
Na tweede ziektejaar
Als de re-integratie in het eerste spoor na het eerste jaar afgesloten is en de werknemer nog niet geheel hersteld is na twee jaar, beperkt de toets op de re integratie-inspanningen (RIV-toets) bij een WIA-aanvraag zich tot de re-integratie-inspanningen in het tweede spoor in het tweede ziektejaar. Het opzegverbod eindigt na twee jaar. Dit is anders als UWV een loonsanctie oplegt vanwege onvoldoende re-integratie-inspanningen; het opzegverbod wordt in dat geval (net als nu) verlengd met de periode waarvoor UWV een loonsanctie oplegt (maximaal 52 weken).
Arbeidsovereenkomst opzeggen
De arbeidsovereenkomst mag na toestemming van UWV worden opgezegd na het tweede jaar. UWV toetst daarbij of de werkgever op dat moment geen beschikbare arbeidsplaats heeft voor zijn langdurig zieke of herstelde werknemer en die ook niet verwacht te krijgen binnen 13 weken. Kleinere werkgevers kunnen het dienstverband met de (geheel of gedeeltelijk herstelde) werknemer opzeggen als de (aangepaste) functie van de werknemer niet meer beschikbaar is of komt binnen 13 weken. Middelgrote werkgevers kunnen het dienstverband opzeggen als de (aangepaste) functie van de werknemer niet meer beschikbaar is en er ook geen ander passend werk beschikbaar is of komt binnen 13 weken. Dit betekent onder meer dat een werknemer die toch hersteld is in het tweede ziektejaar nog weer terug kan keren, als zijn functie nog niet duurzaam vervuld is.
Re-integratie bij ander werkgever
Op deze manier kiest het kabinet ervoor om kleinere werkgevers onder voorwaarden de mogelijkheid te bieden de re-integratie van de werknemer in het tweede jaar volledig te richten op re-integratie bij een andere werkgever (‘tweede spoor’). Zij krijgen daarmee duidelijkheid over de mogelijkheid van vervanging van de langdurig zieke werknemer in het tweede ziektejaar.
Loondoorbetalingsverplichting blijft 2 jaar
De verplichting tot loondoorbetaling blijft gedurende dat tweede jaar in stand en de werkgever houdt de verplichting om zich in te spannen voor re-integratie of herplaatsing van zijn zieke of (gedeeltelijk) herstelde werknemer bij een andere werkgever in het tweede jaar. Hierbij kan een werkgever zich laten ondersteunen door een verzekeraar. Zo krijgen werkgevers sneller duidelijkheid en worden werknemers die daartoe in staat zijn, aangezet zich beter in te spannen voor re-integratie in het eerste ziektejaar. Dat neemt niet weg dat werknemers van kleinere werkgevers per saldo vaker aangewezen zullen zijn op re-integratie bij een nieuwe werkgever in het tweede ziektejaar. Naar verwachting neemt de jaarlijkse instroom in de WIA hierdoor met circa 1.000 personen toe omdat re-integratie bij een andere werkgever gemiddeld genomen minder effectief is.