Het tarief waartegen zogeheten ‘eigen rijders’ als transportondernemer hun dagelijkse verblijfskosten mogen aftrekken, is voor 2023 met € 3,50 verhoogd.
Transportondernemers die meerdaagse of op meer dagen internationale ritten maken, mogen, onder voorwaarden, als verblijfskosten een vast bedrag per gereden dag ten laste van de winst brengen. Voor 2022 was dat bedrag vastgesteld op € 41,50; voor dit jaar geldt een dagtarief van € 45. Het bedrag dat eigen rijders in aanmerking mogen nemen wordt jaarlijks aangepast. De regeling geldt voor transportondernemers (eigen rijders) die hun winst aangeven in de inkomstenbelasting, niet voor ondernemers die aangifte vennootschapsbelasting doen.
Voorwaarden
Voorwaarde voor aftrek is dat de rit langer duurt dan 24 uur en dat de verste bestemming niet in Nederland ligt. De regeling geldt voor alle meerdaagse ritten in dat jaar; het aantal gereden dagen moet worden aangetoond met bijvoorbeeld tachograafschijven, facturen en rittenstaten. De vertrek- en terugkomdag tellen elk mee voor een halve dag. Ondernemers moeten elk jaar opnieuw bekijken of ze de regeling willen gebruiken. Wie gebruikmaakt van de regeling, hoeft geen bewijsstukken van de verblijfskosten te bewaren.
De regeling geldt ook voor internationale ritten die starten op meer dan 50 kilometer van het woonadres van de transportondernemer, ook als deze korter duren dan 24 uur. De ritten moeten dan wel plaatsvinden op aaneengesloten dagen en het traject van elke rit moet zich geheel buiten een afstand van 50 kilometer van het woonadres van de transportondernemer bevinden.
Werkelijke kosten aftrekken kan ook
Overigens kan de eigen rijder ook de werkelijke verblijfskosten aftrekken, maar dan moet wel met bewijsstukken kunnen worden aangetoond dat de werkelijke verblijfskosten in het betreffende jaar hoger zijn dan het vaste bedrag per gereden dag.