
Een echtpaar dat een kleinschalig hotel runt, mag op 22 januari de koffers pakken en buiten de schoolvakantie om met hun zoon op reis, oordeelt de Groningse voorzieningenrechter. Die is gevoelig voor het betoog van de eigenaar dat het hotel in de problemen komt als het tijdens de schoolvakanties moet sluiten. Een gelijkluidende verklaring van de administrateur/belastingadviseur acht de rechter onvoldoende onderbouwd.
Het stel had bij de basisschool van hun zoon in Westerbork een verzoek ingediend om hem van 22 januari tot 2 februari verlof te verlenen middels een tijdelijke ontheffing van de leerplicht. Maar dat verzoek werd afgewezen, waarna de ouders de zaak voor de rechter hebben gebracht.
Verklaring adviseur niet genoeg
Ze drijven een hotel met achttien kamers en een gezinsvakantie die in de schoolvakanties zal plaatsvinden, gaat voor het hotel tot onoverkomelijke bedrijfseconomische problemen leiden, zo betogen ze. ‘In de schoolvakanties heerst er namelijk piekdrukte in het hotel, waardoor op vakantie gaan niet aan de orde is. Dat wordt onderschreven door de belastingadviseur: ‘Degene die de jaarrekening opstelt ben ik en ik geef aan dat het onoverkomelijke bedrijfseconomische risico’s geeft als de familie de zaak tijdens hun piekperiodes moet sluiten om met het gezin op vakantie te gaan.’ In januari is de bezetting juist laag.
Sterker nog: de omzet wordt uitsluitend in schoolvakanties behaald, zo is de stelling. Maar dat wordt niet met stukken onderbouwd en om die reden heeft de school dan ook terecht het verzoek afgewezen, zo oordeelt de voorzieningenrechter. ‘Terecht heeft verweerster in het verweerschrift opgemerkt dat eisers met de door hen overgelegde gegevens niet hebben aangetoond dat zij niet in de voorjaarsvakantie, herfstvakantie of tweede week van de kerstvakantie met het gezin op vakantie kunnen gaan.’
De hotelier licht aanvullend op de zitting nog toe dat hij onder meer een bedrijf heeft dat dat twee keer in het jaar met een groep medewerkers voor een langere periode in het hotel verblijft; een boeking afzeggen zou een omzet van 50.000 euro op het spel zetten. Om het hotel open te houden terwijl hij zelf afwezig is, moet de eigenaar bovendien een gediplomeerde vervanger vinden die ook permanent aanwezig is. Dat zou voor drie maanden nog eens 20.000 aan loonkosten betekenen.
Kleinschalig familiebedrijf
Dat raakt wél een snaar bij de voorzieningenrechter: ‘Ondanks de gebrekkige bedrijfseconomische onderbouwing hebben eisers ter zitting overtuigend uitgelegd waarom het hun niet lukt om vrij te nemen tijdens schoolvakanties. De voorzieningenrechter acht vooral van belang dat het hotel een kleinschalig familiebedrijf is waarbij vervanging van eisers, als dit al mogelijk is, zeer kostbaar is in vergelijking met de totale omzet. Openhouden van het bedrijf terwijl zij zelf afwezig zijn, is daarom bijzonder lastig.’ Het is aannemelijk dat het hotel tijdens schoolvakanties altijd een goede bezetting heeft en dat het hotel gezien de kleine omvang dergelijke weken van goede omzet niet kan missen, aldus de rechter.
Eenmalige voorziening
Die heeft ook oor voor het verweer dat er geen precedentwerking van zo’n verzoek moet uitgaan. ‘De voorzieningenrechter acht echter relevant dat het in deze zaak om een zeer klein zelfstandig bedrijf gaat en niet om een bedrijf dat deel uitmaakt van een keten of om een bedrijf van aanzienlijk grotere omvang dat veel personeelsleden in dienst heeft zoals een vakantiepark. Van een geval dat gelijk is aan het geval dat nu voorligt, zal niet snel sprake zijn.’
Alles afwegende oordeelt de rechter dat de zoon voor de gevraagde periode mag worden vrijgesteld van de leerplicht. ‘Hij tekent hierbij aan dat dit eenmalig is en geen recht op een volgende vrijstelling oplevert. Mochten eisers in de toekomst nogmaals vrijstelling willen aanvragen, dan moeten zij wel voldoen aan de bewijslast.’