Een werknemer wil het genoten loon van een vennootschap als negatief resultaat uit overige werkzaamheden in zijn aangifte aangeven. Dat is echter niet toegestaan omdat de werkgever het loon in haar aangiften loonheffing heeft verantwoord en daarover loonheffing heeft afgedragen, oordeelt de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Een man die in loondienst is bij een vennootschap heeft in zijn aangifte IB/PVV 2019 een bedrag van € 18.244 aan van de vennootschap genoten loon verantwoord en hetzelfde bedrag als negatief resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven. Daarnaast heeft de man een bedrag van € 11.169 aan AOW en pensioen in zijn aangifte opgenomen.
Bij het vaststellen van de aanslag corrigeert de inspecteur het negatief resultaat uit overige werkzaamheden.
De man gaat in beroep en stelt dat hij geen loon van de vennootschap heeft genoten. Hij veronderstelt dat hij slechts in de salarisadministratie moest worden opgenomen ten behoeve van de opbouw van zijn AOW-uitkering en dat hij in 2019 geen loon van de vennootschap heeft ontvangen.
Tijdstip van ontvangen loon bepalend
Volgens artikel 3.146 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 is het tijdstip waarop loon wordt ontvangen bepalend. Uit dat artikel blijkt ook dat loon en aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen worden geacht te zijn genoten op het tijdstip waarop zij zijn ontvangen, verrekend of ter beschikking zijn gesteld.
Vast staat voor rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de vennootschap het door de man betwiste bedrag aan genoten loon heeft verantwoord in de aangiften loonheffingen en de daarover verschuldigde loonheffingen heeft afgedragen. De vennootschap heeft de salariskosten van de man ten laste gebracht van haar fiscale winst over het jaar 2019.
Uit de interne vastlegging van een telefonische bespreking met de accountant van de vennootschap wordt het beeld geschetst dat de man een 40-urige werkweek had binnen de bv.
Gelet hierop is het volgens de rechtbank aannemelijk dat de man in 2019 in fiscale zin een loon van € 18.244 van de vennootschap heeft genoten. In dit oordeel neemt de rechtbank mee dat de man in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 eveneens van de vennootschap genoten loon heeft aangegeven.
Het enkele feit dat de man het netto-equivalent van het loon mogelijk niet heeft ontvangen, maakt dat niet anders. De man heeft geen bewijzen aangeleverd waaruit blijkt dat het loon niet vorderbaar en tevens inbaar is, dan wel anderszins niet zou zijn genoten in de zin van artikel 3.146 Wet IB 2001.
Dat de man heeft aangegeven dat hij na het genietingsmoment wil afzien van het genoten loon maakt niet dat het loon niet is genoten in 2019, zo oordeelt de rechtbank.
Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om het het bedrag aan loon in aanmerking nemen als negatief resultaat uit overige werkzaamheden. Dit betekent dat de inspecteur het resultaat uit overige werkzaamheden terecht heeft gecorrigeerd.