Bij de voor de auto verschuldigde BPM dient niet te worden uitgegaan van de CO2-uitstoot (en dus de bruto BPM) van de referentievoertuigen, maar van de CO2-uitstoot (en dus de bruto BPM) van de auto zelf, oordeelt hof Den Haag.
Een man betaalt voor de registratie van zijn Jeep Wrangler Unlimited 3.6 Sahara een bedrag van € 4.073,- aan BPM. De auto is op 31 mei 2013 voor het eerst op de weg toegelaten. De te bepalen belasting is berekend op basis van een taxatierapport. De historische nieuwprijs van de auto is daarin vastgelegd voor € 96.328,- en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat voor € 16.813,-. Op deze waarde heeft de taxateur een bedrag van € 9.899,- in mindering gebracht in verband met schade aan de auto. De handelsinkoopwaarde is daarop bepaald op € 6.917,-.
De inspecteur heft een bedrag van € 7.287,- na aan BPM. Hij komt tot die conclusie na een rapport van Domeinen Roerende Zaken (DRZ). Hierin is de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 80.900,- en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 16.192,-. Met schade is in dat rapport geen rekening gehouden.
Uitgaan van CO2-uitstoot van de auto zelf
Gerechtshof Den Haag moet duidelijkheid brengen in het geschil waarin de vraag zich voor doet of bij de berekening van de historische nieuwprijs moet worden uitgegaan van de bruto BPM van de referentievoertuigen of van de bruto BPM van de te registreren auto zelf. In tegenstelling tot de inspecteur oordeelt het hof dat bij de voor de auto verschuldigde BPM niet dient te worden uitgegaan van de CO2-uitstoot (en dus de bruto BPM) van de referentievoertuigen, maar van de CO2-uitstoot (en dus de bruto BPM) van de auto zelf. (HR 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1714). De historische nieuwprijs bedraagt € 96.328,- welke waarde de man zelf ook voor ogen had.
Voor het vaststellen van de handelsinkoopwaarde stelt de inspecteur dat de snellere afschrijving van een gebruikt motorvoertuig met een hogere CO2-uitstoot die het gevolg is van de arresten van de Hoge Raad van 22 december 2023 onlogisch is. Volgens hem is het aannemelijk dat op zowel op het gebruikte motorvoertuig met een hogere CO2-uitstoot als het referentievoertuig evenveel wordt afgeschreven.
En dat de verkoper van het motorvoertuig met een hogere CO2-uitstoot voor het verschil wordt gecompenseerd. De inspecteur vindt dat de handelsinkoopwaarde van een dergelijk motorvoertuig dient te worden verhoogd met de niet-afgeschreven component van de extra BPM. Die extra BPM is volgens hem het gevolg van de hogere CO2-uitstoot, zodat de afschrijving van het gebruikte motorvoertuig met een hogere CO2-uitstoot en het referentievoertuig gelijk blijft.
Hogere CO2-uitstoot leidt niet automatisch tot hogere handelsinkoopwaarde
Het hof stelt voorop dat de handelsinkoopwaarde van een gebruikt motorvoertuig wordt bepaald door vraag en aanbod in de autohandel. De bewijslast voor de handelsinkoopwaarde ligt volgens het hof bij de man. Dat een hogere CO2-uitstoot automatisch tot een hogere handelsinkoopwaarde leidt, zoals de inspecteur met zijn stelling suggereert, acht het hof niet voor de hand liggend. Dit moet per geval worden beoordeeld.
Bij het vaststellen van de handelsinkoopwaarde is van belang welke methode van waardering van toepassing is, de taxatiemethode of de koerslijstmethode. Het standpunt van de inspecteur dat de handelsinkoopwaarde van € 16.192,- van het referentievoertuig bedraagt ,is als zodanig niet in geschil. Wei in geschil is dat deze waarde dient te worden verhoogd met de niet-afgeschreven component van de extra BPM die het gevolg is van de hogere CO2-uitstoot, zoals de inspecteur wil.
Het hof oordeelt dat dit algemene standpunt van de inspecteur niet kan worden gevolgd. Omdat de inspecteur geen nadere onderbouwing heeft gegeven stelt het hof de handelsinkoopwaarde vast op € 16.192,-.
De man stelt dat de handelsinkoopwaarde moet worden verminderd met een bedrag aan schade van € 9.899,-. Uit het taxatierapport en de daarin opgenomen schadecalculatie blijkt overduidelijk dat sprake is van waardeverminderingen wegens schade. Hij wijst op roest en krassen, die volgens hem niet normaal zijn voor een auto van zes jaar oud met een kilometerstand van 44.000.
Roest en krassen zijn normale gebruikssporen
De inspecteur had al vastgesteld dat uit het taxatierapport dat de man had laten maken al was gebleken dat sprake is van essentiële gebreken aan de auto die eerst moesten worden hersteld. Een voor dat tijdstip opgemaakt taxatierapport en een voor dat tijdstip ingediende aangifte kunnen volgens de inspecteur niet worden gevolgd.
Het hof is van oordeel dat de man met het taxatierapport er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat met meer schade rekening moet worden gehouden dan de inspecteur heeft gedaan. De roest en krassen zijn blijkens de foto’s niet van dien aard dat hiermee rekening moet worden gehouden. Het hof kwalificeert de getoonde sporen als normale gebruikssporen, die bij een gebruikte auto van zes jaar acceptabel zijn. Aangezien gebruikssporen reeds zijn verdisconteerd in de koerslijstwaarde, bestaat geen aanleiding voor waardevermindering ten gevolge van schade.
Gerechtshof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2024:732