De zaak vloeide voort uit de Panama Papers, die in 2016 door een journalistencollectief werden onthuld en de administratie bevatten van advocatenkantoor Mossack Fonseca. In totaal ging het om 11,5 miljoen documenten; daarin werden tal van bedrijven vermeld die wereldwijd schimmige constructies opzetten waarmee belasting ontweken kon worden. Zo zouden zo’n 500 Nederlandse bedrijven gebruik hebben gemaakt van de diensten van Mossack Fonseca. De premier van IJsland moest opstappen toen bleek dat hij miljoenen aan familiekapitaal bij een offshorebedrijf had ondergebracht.
In totaal zou het advocatenkantoor 215.000 brievenbusfirma’s hebben opgezet in belastingparadijzen waar onder meer politici, beroemdheden en atleten van over de hele wereld hun bezittingen konden verbergen en belastingen konden ontduiken.
Ondeugdelijke omgang met bewijs
In april startte de rechtszaak tegen 28 betrokkenen, onder wie de oprichters van het bedrijf Jürgen Mossack en Ramón Fonseca. Die laatste overleed begin mei. De rechter in Panama-Stad heeft nu geoordeeld dat niet volgens de regels is omgegaan met het bewijsmateriaal afkomstig van de servers van advocatenkantoor Mossack Fonseca. Andere bewijsstukken waren volgens haar niet overtuigend genoeg om crimineel gedrag van de beklaagden vast te stellen. Aanklagers hadden de maximale straf van twaalf jaar cel geëist tegen Mossack, Fonseca en drie anderen. De andere verdachten werden gezien als medeplichtigen; tegen hen waren lagere straffen geëist.