Een natuurlijke persoon die BTW-ondernemer is, kan alleen BTW aftrekken op aankopen als die voldoende verband houden met de onderneming of op zichzelf een ondernemingsactiviteit vormen.
Dit oordeelde de Hoge Raad naar aanleiding van een onderneemster die baren zilver kocht met de bedoeling die onder gunstige omstandigheden te verkopen. En speculeren met edelmetaal was in haar bedrijf geen kernactiviteit, vond de Hoge Raad. De vrouw wilde de BTW die zij gefactureerd kreeg vanwege de levering van het zilver aftrekken. Volgens haar volgde uit het zogeheten Kostov-arrest (Hof van Justitie van de EU 13 juni 2013, nr. C-62/12) dat iedere incidenteel verrichte handeling onder bezwarende titel door een BTW-ondernemer tot zijn economische activiteiten behoort. Maar de Hoge Raad wees op de aanvullende voorwaarde dat de handeling een economische activiteit moet zijn.
Speculeren
De vrouw wist niet aannemelijk te maken dat zij met het speculeren met edelmetaal heeft beoogd duurzaam economische activiteiten te verrichten en dat het enkele voornemen het zilver te zijner tijd te verkopen niet leidt tot ondernemerschap. Belanghebbende treedt naar het oordeel van het Hof voorts niet op als handelaar in zilver of andere goederen, terwijl het bezit van het zilver haar als zodanig geen inkomsten oplevert. De incidentele aankoop van zilver vormde geen van bovenstaande activiteiten en was dus geen economische activiteit. De aankoop van het zilver vond evenmin plaats in het kader van de juridische onderneming van de vrouw. Zij kon de BTW in verband met de levering van het zilver daarom niet aftrekken.