Volgens de rechtbank in Rotterdam heeft het Bureau Financieel Toezicht (BFT) in 2014 terecht een boete opgelegd aan een belastingadvieskantoor dat klanten niet afdoende had geïdentificeerd en tot tweemaal toe verzuimd heeft ongebruikelijke transacties te melden in het kader van de Wwft. Ook als er geen concrete vermoedens zijn van witwassen of terrorismefinanciering, moeten ongebruikelijke transacties worden gemeld, aldus de rechter in de recent gepubliceerde uitspraak.
Het Register Belastingadviseurs doet in april 2014 een Wwft-onderzoek bij het bedrijf. Daaruit blijkt dat minder dan 70% van de klanten is geïdentificeerd en geverifieerd. Bovendien is er “een geringe mate van bewustheid ten aanzien van de naleving van de meldingsplicht”. Het BFT doet vervolgens eind 2014 een onderzoek naar de naleving van de Wwft, onder meer door tien zakelijke en tien particuliere klantendossiers te bekijken. In vijftien dossiers ontbreekt een uittreksel uit het handelsregister, een kopie van het identiteitsbewijs of vastlegging van de verificatiegegevens. Bovendien is in twee dossiers een ongebruikelijke transactie niet gemeld.
Niet alleen documentnummer noteren
Het bedrijf gaat in beroep tegen de boete en stelt dat het bewaren van een kopie van het identiteitsbewijs in strijd is met de identiteitswetgeving. Daarom is alleen het nummer van het identiteitsbewijs vastgelegd. Maar de rechter verwijst dat argument naar de prullenbak: een paspoort, een rijbewijs of een identiteitsbewijs kunnen wel kunnen worden gebruikt voor de verificatie, maar niet gegevens van de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel of de loonadministratie. De gegevens moeten op opvraagbare wijze worden vastgelegd, bijvoorbeeld door het maken van een kopie van het document of door de gegevens – aard, nummer, plaats en datum van uitgifte – te noteren en te bewaren. Alleen het documentnummer noteren is dus niet voldoende.
Elke ongebruikelijke transactie moet gemeld
Het bedrijf werpt verder tegen dat er geen sprake is geweest van ongebruikelijke transacties. Bij het eerste bedrijf was sprake van een kortlopende kleine lening in de familiesfeer, waarbij de Belastingdienst akkoord is gegaan met het achterwege blijven van rentekosten. Van het tweede bedrijf is afscheid genomen vanwege het niet vastleggen van buitenlandse inkopen.
De rechter oordeelt echter, met verwijzing naar een uitspraak van het College van beroep voor het bedrijfsleven dat de verplichting tot het doen van een Wwft-melding niet alleen bestaat als er concrete aanwijzingen zijn dat sprake is van witwassen of het financieren van terrorisme. “Artikel 16 van de Wwft heeft een (veel) ruimere strekking: iedere ongebruikelijke transactie behoort te worden gemeld.”
Leningen niet afgelost
Bij het eerste bedrijf waren er twee leningen van respectievelijk € 7.000 en € 3.000, waarvan de laatste niet is gedocumenteerd. “De rechtbank is met het BFT van oordeel dat [het bedrijf] deze leningen had moeten melden toen bij het opstellen van de jaarrekening in 2011 bleek dat beide leningen niet waren afgelost en de bedragen gewoon weer in de boeken waren teruggezet. Dat het ontbreken van een rentevergoeding bij een lening van familie niet ongebruikelijk is in Marokko volgens [het bedrijf], laat onverlet dat in Nederland bij een onderhandse lening nooit een te lage rente of geen rente kan worden afgesproken en de rente marktconform moet zijn.”
Fraude grondslag voor witwassen
Bij het tweede bedrijf had de Belastingdienst naar aanleiding van het vermoeden van fiscale fraude een boekenonderzoek gedaan vanwege het niet vermelden van buitenlandse inkopen. Dat leidde tot een winstbijtelling van ruim een ton. “De rechtbank is met het BFT van oordeel dat [A] het vermoeden van fiscale fraude had moeten melden. De BFT heeft er in dit verband terecht op gewezen dat fiscale fraude […] als grondslag kan dienen voor het strafrechtelijk begrip ‘witwassen’.”
Het BFT heeft dan ook terecht een boete opgelegd, luidt het eindoordeel van de rechtbank.
Lees hier de volledige uitspraak. ECLI:NL:RBROT:2017:4911