Een AA heeft flinke fouten gemaakt bij een declaratieonderzoek naar een collega-accountant. Die collega werd gedagvaard door een klant vanwege die declaraties, mede op basis van het onderzoek van de AA. Maar door onder anderen meerdere versies van het rapport van bevindingen in omloop te brengen werd de objectieve waarheidsvinding door de rechter belemmert, oordeelt de Accountantskamer. Daarmee heeft de AA gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en is volgens de Accountantskamer een berisping op zijn plaats.
De accountant die een klacht indiende tegen de AA had een conflict met één van zijn klanten over de ingediende declaraties. Volgens de klant had de accountant ruim 36.000 euro teveel gefactureerd voor boekhoudkundige werkzaamheden. De AA deed onderzoek naar de kwestie en stuurde driemaal een verschillende versie van zijn rapport van bevindingen rond. Daardoor kon het gebeuren dat bij de dagvaarding richting de beklaagde accountant een verkeerde versie van het rapport werd gebruikt. In dat rapport werd bovendien verwarring en onduidelijkheid gecreëerd doordat het van diverse in het rapport vermelde meningen niet duidelijk was wie die mening was toegedaan. ‘De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene ten aanzien van de […]versies grote onduidelijkheid heeft laten ontstaan en bestaan over de status van deze stukken. Een eenvoudige toevoeging van een stempel of watermerk ‘concept’ had al veel van deze onduidelijkheid weg kunnen nemen. Voorts is de Accountantskamer van oordeel dat zonder duidelijkheid over de status van deze versies van de rapporten, betrokkene een uitdrukkelijk verspreidingsverbod daarvan had moeten opnemen. Deze onvoldragen rapportages waren discussiestukken voor intern gebruik en hadden slechts met de opdrachtgever gedeeld mogen worden in plaats van dat ze zonder nadere toelichting in een gerechtelijke procedure zijn ingebracht.’
Bovendien werd door de AA een conclusie zonder deugdelijke grondslag opgenomen, namelijk dat de onderzochte accountant eerst het ene declaratiegedrag volgde en daarna het andere, oordeelt de Accountantskamer: ‘De door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden geven, naar het oordeel van de Accountantskamer, geen aanleiding voor deze conclusie. Nu in het rapport een conclusie is opgenomen die een deugdelijke grondslag ontbeert, is, naar het oordeel van de Accountantskamer, onder verwijzing naar 4.12 sprake van het belemmeren van de waarheidsvinding. De klachtonderdelen moeten op dit punt gegrond worden verklaard.’
Uitspraak: 18-292 AA