Een ondernemer die samen met zijn vrouw en dochter een dansschool exploiteerde en jarenlang boven die dansschool woonde heeft onterecht geprobeerd de bovenwoning aan te merken als privévermogen voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De Belastingdienst oordeelde dat er sprake is van keuzevermogen.
De ondernemer en zijn vrouw en dochter woonden sinds de start van de via een Vof gerunde onderneming in 1991 boven de dansschool. Meteen vanaf de aankoop rekenden ze de hele onroerende zaak tot het ondernemingsvermogen, zowel het bedrijfsgedeelte waarin de dansschool is gevestigd als de bovenwoning. Het gehele pand werd in 2012 met winst verkocht, waarna de ondernemer en zijn vrouw de dansschool van de nieuwe eigenaar huurden en de bovenwoning door de nieuwe eigenaar aan een derde werd verhuurd. Daarbij werd de tussendeur afgesloten.
Verkeerde etikettering
De gemachtigde van de ondernemer schreef op 19 juni 2012 een brief aan de Inspecteur, waarin hij het standpunt innam dat de bovenwoning sinds de aanschaf ervan in 1991 onjuist is geëtiketteerd door de firmanten, aangezien volgens hem sprake is van verplicht privévermogen. In de aangiften IB/PVV 2012 verantwoordden ze de winst van de verkoop van het bedrijfsgedeelte, met betrekking tot de bovenwoning werd door hen geen winst verantwoord in de aangifte.
De Belastingdienst was echter van mening dat er sprake was van keuzevermogen en paste daarom een winstcorrectie toe.
Uitsluitend ter voorziening in de woonbehoefte
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vond dat het aan de ondernemer was om aan te tonen dat de bovenwoning uitsluitend ter voorziening in de woonbehoefte is gebruikt en dat de bovenwoning niet op enigerlei wijze dienstbaar is geweest aan de dansschool. Naar het oordeel van het Hof slaagde hij er niet in om aan die bewijslast te voldoen:
‘In aanmerking genomen dat:
- de tussendeur in de hal door de firmanten steevast is gebruikt om de dansschool vanuit de bovenwoning te betreden;
- een deel van de was van de dansschool werd gedaan in de in de bovenwoning aanwezige wasmachine;
- de gevel van de bovenwoning sinds 1991 is gebruikt voor een reclame-uiting van de dansschool;
- [H] , die jureerde bij het ‘afdansen’, gedurende een zeer lange periode met enige regelmaat is gehuisvest geweest in de bovenwoning, en
- een deel van de administratie, naar het Hof aannemelijk acht, is verricht in de bovenwoning,
kan immers niet worden gezegd dat de bovenwoning uitsluitend ter voorziening in de woonbehoefte van de firmanten is gebruikt en dat de bovenwoning niet op enigerlei wijze dienstbaar is geweest aan de dansschool. Nu deze feiten en omstandigheden naar het oordeel van het Hof licht werpen op de situatie ten tijde van de aanschaf van de onroerende zaak door de firmanten, is belanghebbende er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de bovenwoning ten tijde van de aanschaf ervan uitsluitend ter voorziening in de woonbehoefte van het gezin zou worden gebruikt en dat de bovenwoning niet op enigerlei wijze dienstbaar zou zijn aan de dansschool.’
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2018:8505