Vijf werkgevers die hun eigenrisicodragerschap voor de WGA door de Belastingdienst teruggedraaid zagen worden, hebben van de Hoge Raad gelijk gekregen met hun bezwaar. De benodigde stukken waren te laat verstuurd, maar daaraan mocht de fiscus geen gevolgen verbinden.
De Hoge Raad deed uitspraak in meerdere zaken waarbij vijf werkgevers tot en met 31 december 2016 eigenrisicodrager waren voor de WGA. Voortzetting van dat eigenrisicodragerschap moest worden gemeld via een nieuwe garantieverklaring, die voor het eind van het jaar moest worden toegestuurd. In de gevallen die aan de hoogste rechter waren voorgelegd, was de verklaring niet tijdig bij de fiscus ingediend, ondanks dat de werkgevers wel een private WGA-verzekering hadden gesloten. De verzekeraar had die verklaring per abuis niet verstuurd.
Geen eigenrisicodrager meer
De Belastingdienst trok uit het niet ontvangen van de verklaringen de conclusie dat de betreffende werkgevers geen eigenrisicodrager voor de WGA meer waren per 1 januari 2017. Dat standpunt veranderde niet nadat de verzekeraar in februari van dat jaar alsnog met een garantieverklaring kwam. Eerder had het gerechtshof geoordeeld dat het eigenrisicodragerschap terecht was beëindigd: niet tijdig met een garantieverklaring over de brug komen betekent wettelijk verval van het eigenrisicodragerschap. Voor de Hoge Raad bepleiten de werkgevers dat die laatste stellingname niet juist is. In de wet is geen rechtsgevolg verbonden aan een verlate levering inzake het eigenrisicodragen WGA.
Overgangsbepaling
In de wet was een overgangsbepaling opgenomen in het kader van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (Bezava). Met de invoering van die wet per 2017 ging het publiek/private verzekeringssysteem voor de WGA ook gelden voor flexwerkers. Wie voor 1 januari van dat jaar eigenrisicodrager was voor de WGA, werd geacht ná die datum ook voor het verzuim van de flexkrachten eigenrisicodrager te zijn. ‘De verwachting van de wetgever was dat een eigenrisicodrager voor WGA vast geen nieuwe keuze zou maken en eigenrisicodrager zou worden voor het gehele risico van WGA vast en WGA flex. Indiening van een aanvraag […] werd niet verlangd. Nodig en voldoende was dat de werkgever die reeds eigenrisicodrager voor WGA vast was, uiterlijk op 31 december 2016 aan de inspecteur een schriftelijke garantieverklaring […] overlegde waarmee het risico van zowel WGA vast als WGA flex met ingang van 1 januari 2017 was gedekt’, aldus de Hoge Raad.
Administratief voorschrift
Met die regeling zou de overgang naar het gecombineerde WGA-risico voor vaste en flexmedewerkers zo makkelijk mogelijk verlopen, was de opzet. ‘Het duidt ook erop dat geen breuk met bestaande situaties van eigenrisicodragerschap voor WGA vast werd beoogd en dat continuering daarvan werd verwacht.’ De garantieverklaring betrof een voorschrift van vooral administratieve aard, concludeert de Hoge Raad. Daarom vindt de hoogste rechter dat een bedrijf een beroep had moeten kunnen doen op de herstelbaarheid van het verzuim toen duidelijk werd dat de verzekeraar door een omissie haar nieuwe garantieverklaring niet uiterlijk op 31 december 2016 had overgelegd. De uitspraak van het hof wordt daarom vernietigd. ‘De […] beschikking dient aldus te worden gewijzigd dat daarin wordt bepaald dat belanghebbende (ook) na 31 december 2016 eigenrisicodrager WGA vast en WGA flex is.’
De uitspraak is opmerkelijk omdat de Hoge Raad een eerdere conclusie van de advocaat-generaal naast zich neerlegt. Dergelijke adviezen worden meestal gevolgd.
Uitspraak: ECLI:NL:HR:2020:520 (en andere)