Om te bewijzen dat een ondernemer recht heeft op btw-aftrek vanwege de vestigingsplaats van de afnemers, mogen statistische data worden gebruikt. Dat advies geeft de AG aan de Hoge Raad in een kwestie rondom een onderneming die betrokken is bij bitcoin-mining.
Een onderneming neemt deel aan een samenwerkingsverband dat zich bezighoudt met bitcoin-mining. Dat gebeurt door de rekenkracht van haar computers ter beschikking te stellen van het samenwerkingsverband voor het uitbreiden van de blockchain van bitcoin met nieuwe blokken en het verifiëren en authentiseren van transacties binnen die nieuwe blokken. In de periode van 1 oktober 2014 tot eind juni 2015 is de blockchain van bitcoin uitgebreid met circa 40.000 blokken, waarvan 1.258 door het samenwerkingsverband.
Beloning verdeeld
Wie een nieuw blok maakt, krijgt een beloning die gelijk is aan het aantal nieuw ontstane bitcoins binnen dit blok. Periodiek wordt ook een vergoeding betaald voor het verifiëren en authentiseren van transacties binnen het gerealiseerde blok. Binnen het samenwerkingsverband worden de vergoedingen verdeeld over alle deelnemers.
Naheffing
De onderneming heeft btw betaald voor de levering van computer- en koelapparatuur en voor elektriciteit voor de werking van deze apparatuur. Die omzetbelasting (bijna € 15.000) is ook in aftrek gebracht, maar de Belastingdienst vindt dat er geen recht op aftrek bestaat en legt een naheffingsaanslag op.
Voor de rechter staat de aftrekbaarheid ter discussie. De rechtbank vindt dat de Hoge Raad eerst een prejudiciële beslissing moet nemen over de volgende vragen:
- Mag met een vermoeden of met algemene statistische gegevens worden onderbouwd dat de ontvanger van een dienst buiten de EU is gevestigd?
- Mogen algemene statistische gegevens over de handel in bitcoins worden aangewend ter onderbouwing van de plaats van vestiging van de afnemers van mining-activiteiten terwijl de handel in bitcoins niet hetzelfde is als de mining-activiteiten die worden verricht?
De Advocaat-Generaal duikt in de kwestie. Uitgangspunt is dat de prestaties van de onderneming zijn vrijgesteld van btw, maar wel de haar in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek kan brengen als de afnemers buiten de EU zijn gevestigd. De vraag is nu of de onderneming dat laatste voldoende duidelijk heeft gemaakt.
Locatie afnemers onbekend
De rechtbank vindt dat in de betrekkelijk nieuwe branche waarin het bedrijf actief is, waarbij het gaat om anonieme transacties, een bewijsprobleem ontstaat omdat het niet redelijkerwijs mogelijk is de precieze afnemers van de diensten te lokaliseren. Op Europees niveau zijn er wel handvatten voor onder meer telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten: dan is het vermoeden van de plaats waar de afnemer is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, voldoende.
Bewijs voor ‘een zeker percentage’
De AG stelt na beoordeling de volgende antwoorden voor:
Een algemeen statistisch gegeven of daaraan ontleend vermoeden is als bewijs dat de ontvanger buiten de EU is gevestigd niet toelaatbaar in gevallen waarin de mogelijkheid van directe waarneming niet aanwezig is. Het kan echter wel worden gebruikt als bewijs dat de ontvangers van door de ondernemer verrichte prestaties ‘voor een zeker percentage’ zijn gevestigd buiten de EU. Daarvoor is wel nodig dat aannemelijk wordt gemaakt dat de groep ontvangers in gelijke of nagenoeg gelijke mate over Europa en andere werelddelen is verdeeld als ‘de populatie waarop het statistisch gegeven ziet’.
Het is vervolgens wel de rechter die moet beoordelen of de statistische gegevens inderdaad tot een vermoeden leiden dat (een deel van de) ontvangers buiten de EU zijn gevestigd.