Een 73-jarige man die nu in Polen woont moet ruim 1,5 miljoen euro aan de Staat betalen voor illegale winst die hij maakte met door hem gepleegde grootschalige fraude, heeft de rechtbank Oost-Brabant geoordeeld. Dat is aanzienlijk minder dan de ruim 27,5 miljoen euro die het Openbaar Ministerie als ontnemingsvordering had geëist.
De man werd op 19 februari 2020 al door de rechtbank Oost-Brabant veroordeeld voor het medeplegen van en leiding geven aan valsheid in geschrifte en het samen met tuinders jarenlang geld witwassen. Hij pleegde op die manier grootschalige (belasting)fraude. De rechtbank veroordeelde de man tot de maximale taakstraf van 240 uur, een voorwaardelijke celstraf van 2 jaar en een maximale geldboete van 134.000 euro.
Luxemburgse bankrekeningen
De man stelde tussen 2005 en 2010 samen met meer dan 20 tuinders valse koopovereenkomsten met te lage verkoopprijzen op en waste geld wit. Hierbij maakte hij gebruik van de door hemzelf in het buitenland opgerichte rechtspersonen en een groot aantal Luxemburgse bankrekeningen. Zo creëerden de betrokkenen een omvangrijk zwartgeldcircuit. De verdachte haalde miljoen euro’s aan omzet per jaar uit de verkoop van de oogsten van de tuinders, die door Poolse arbeiders was geplukt.
27,5 miljoen euro
Volgens de officier van justitie maakte de verdachte door zijn strafbare handelen in totaal ruim 27,5 miljoen euro buit. Dit zou hij moeten terugbetalen. De rechtbank oordeelt echter dat het Openbaar Ministerie onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke strafbare feiten hebben geleid tot welk voordeel voor de verdachte. De rechtbank moet de vordering daarom grotendeels afwijzen. Voor de rechtbank staat wel vast dat de verdachte ruim 1,5 miljoen euro illegale winst maakte. Dit moet hij dan ook aan de Staat betalen. De rechtbank overweegt daarover:
‘Dat verdachte enig financieel voordeel heeft getrokken uit het vermelden van te lage verkoopprijzen in de contracten en het in het verlengde hiervan onder de radar uitbetalen van een gedeelte van de opbrengsten van de verkopen aan de tuinders is dan ook naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden, met uitzondering van de saldi op de subrekeningen in Luxemburg waarover verdachte uiteindelijk als enige rechthebbende blijkt te kunnen beschikken nadat hij de machtigingen van de betrokken vijf tuinders heeft ingetrokken. Dit betreft het bedrag van € 1.584.460,56. Dit bedrag is rechtstreeks terug te voeren op de opzettelijk buiten de boeken gehouden omzet en dan ook aan te merken als wederrechtelijk verkregen voordeel uit soortgelijke feiten aan het bewezenverklaarde feit 1 waarover verdachte kan beschikken. Verdachte zou over dit bedrag in het geheel niet hebben kunnen beschikken indien de verkoopprijzen in de contracten overeenkomstig de werkelijkheid waren geweest.’