Het Rijswijkse accountantskantoor Boekenstijnkester mag de arbeidsovereenkomst van een medewerker ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsrelatie, heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld. Van een ontbinding op grond van disfunctioneren kan echter geen sprake zijn, omdat volgens de kantonrechter onvoldoende is gebleken dat de man zijn werk structureel niet naar behoren heeft uitgevoerd. De uitspraak van de kantonrechter is in mei vorig jaar gedaan, maar werd pas onlangs gepubliceerd.
De medewerker was sinds 1 februari 2006 in dienst bij Boekenstijnkester tegen een salaris van € 3.870,00 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en verdere emolumenten. Van een werknemer in zijn (niet nader benoemde) functie wordt verwacht dat hij:
- jaarrekeningen samenstelt;
- tussentijdse rapportages en begrotingen opstelt;
- klantcontact onderhoudt;
- werkzaamheden ten aanzien van de administratie van verschillende klanten controleert;
- beschikt over zeer goede communicatieve vaardigheden;
- een teamspeler is en zich flexibel opstelt.
Het accountantskantoor was niet tevreden over het functioneren van de man. Sinds 2017 werden in gesprekken verschillende verbeterpunten voor zijn functioneren benoemd. Volgens Boekenstijnkester was de kwaliteit van zijn werk onvoldoende en was er bij de medewerker sprake van een structureel gebrek aan productiviteit, het (teveel) opnemen van vakantie-uren, het te laat verschijnen op kantoor en een niet-professionele werkhouding.
Verbetertraject
Er werden afspraken gemaakt over verbeterpunten, maar in februari 2020 volgde een officiële schriftelijke waarschuwing. Daarbij werd ook aangegeven dat er een verbetertraject zou worden opgestart. De man meldde zich kort daarna ziek en werd arbeidsongeschikt bevonden door een arts van ArboNed. Er volgde een intensief traject waarbij onder meer verschillende gesprekken werden gevoerd, een tweede waarschuwing volgde en nieuwe afspraken werden gemaakt. Dat leidde echter niet tot het gewenste resultaat en ook een beëindigingsvoorstel en een voorstel van het kantoor om mediation te starten leverden niets op.
Kantonrechter
Het accountantskantoor besloot daarop bij de kantonrechter te vragen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Primair op grond van artikel 7:671b BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel d BW (disfunctioneren). Subsidiair verzoekt Boekenstijnkester de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:699 lid 3, onderdeel g BW (verstoorde arbeidsrelatie). Meer subsidiair verzoekt Boekenstijnkester de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3, onderdeel i, BW (cumulatiegrond).
Verstoorde arbeidsrelatie
Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door zowel Boekenstijnkester als de medewerker naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW (verstoorde arbeidsrelatie). Daartoe wordt onder meer overwogen dat Boekenstijnkester de medewerker naar het oordeel van de kantonrechter in voldoende mate de gelegenheid tot verbetering heeft gegeven. Daarnaast heeft Boekenstijnkester de man door middel van gesprekken en feedback vrij intensief begeleid met als doel te komen tot een verbetering van het functioneren van de medewerker.
Uiteindelijk is Boekenstijnkester tot de conclusie gekomen dat het de medewerker niet is gelukt te laten zien de besproken kritiekpunten te verbeteren dan wel te veranderen. Daarbij komt dat hij zijn onvrede blijft uiten over de met hem besproken kritiekpunten. Uit de gespreksverslagen, maar ook uit het verweerschrift en het verhandelde ter zitting volgt dat de man de oorzaak van de kritiekpunten structureel buiten zichzelf blijft zoeken. Ondanks de regelmatig met de medewerker gevoerde gesprekken ziet Boekenstijnkester geen mogelijkheid meer om het verschil van inzicht op te lossen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Boekenstijnkester de medewerker voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn functioneren te verbeteren. Hem is ruimschoots de tijd en de begeleiding gegeven door Boekenstijnkester om inzicht te tonen in zijn verbeterpunten en daaraan concrete actiepunten te koppelen om tot verbetering te komen. Echter, uit de gespreksverslagen blijkt dat de verbeterpunten steeds weer terugkeren en dat men (nog) niet tevreden is met het functioneren van de medewerker. Het betoog van de man dat hij alle afspraken met goed gevolg is nagekomen, gaat dan ook niet op.
Geen ontbinding op grond van disfunctioneren
De kantonrechter is echter van oordeel dat de genoemde verbeterpunten geen, althans onvoldoende, direct verband hebben met de uitoefening van de functie van de medewerker. Boekenstijnkester heeft onvoldoende kunnen aantonen dat de man niet over de eerder genoemde competenties beschikt en de medewerker betwist dit. Van een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van disfunctioneren kan daarom geen sprake zijn, nu onvoldoende is gebleken dat de medewerker zijn werk structureel niet naar behoren heeft uitgevoerd. De man heeft zich evenwel (herhaaldelijk) niet aan de afspraken uit het verbeterplan gehouden. Die situatie, in combinatie met de terugkerende voortgangsgesprekken waarbij de standpunten van partijen steeds verder uit elkaar zijn komen te liggen, maken dat er een verstoring in de arbeidsrelatie tussen partijen is ontstaan op grond waarvan van Boekenstijnkester niet kan worden verlangd dat zij de arbeidsverhouding voortzet.
De conclusie is dat de kantonrechter het subsidiaire verzoek van Boekenstijnkester zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel a BW zal worden ontbonden. De kantonrechter ziet geen aanleiding om een billijke vergoeding toe te kennen.