
Een belastingadviseur annex taxichauffeur is het er niet mee eens dat hij door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) op grond van de Arbeidstijdenwet (Atw) op de vingers wordt getikt over het aantal uren dat hij werkt.
Als hij voor zijn werk als belastingconsulent een bezoek moet afleggen probeert hij dit te combineren met een taxirit. Daarom is hij dan ingelogd in de boordcomputer van zijn taxi. De ondernemer vindt dat hij als zelfstandige in vrijheid zijn werk(druk) mag regelen en wil dit niet opgelegd krijgen door de ILT. De rechtbank Amsterdam stelde de belastingconsulent vorig jaar echter niet in het gelijk, maar nu blijkt dat de man daarna zelfs nog naar de Raad van State (RvS) is gestapt over de kwestie. Tevergeefs, want in hoger beroep wordt uitgesproken dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de man zich heeft te houden aan de in het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv) neergelegde rusttijd.
Controle op Schiphol
De ondernemer is via een vof werkzaam als taxichauffeur en belastingadviseur. Op 11 februari 2021 werd hij op Schiphol gecontroleerd door een toezichthouder van de Inspectie Leefomgeving en Transport. Bij de controle bleek dat de man in een aaneengesloten periode van twee weken geen rusttijd van 72 uren had genomen, zoals voorgeschreven in de Atw. De ILT beval hem daarop om het werk te staken voor de duur van 44 uren en 56 minuten.
Raad van State
In hoger beroep bij de RvS draaide het om de vraag of artikel 2.5:1, vijfde lid, onder b, van het Atbv ook voor een zelfstandige geldt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de in artikel 2.5:1, vijfde lid, onder b, van het Atbv neergelegde rusttijd ook geldt voor de belastingadviseur/taxichauffeur. Artikel 2:7 van de Atw is de grondslag voor een algemene maatregel van bestuur waarin de werkingssfeer van de Atw en de daarop berustende bepalingen kan worden uitgebreid naar personen die arbeid verrichten zonder werkgever of werknemer in de zin van de Atw te zijn. De werkingssfeer kan alleen worden uitgebreid indien dat noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van andere personen. Dat volgt ook uit de memorie van toelichting bij deze bepaling (TK 1993-1994, 23 646, nr. 3, blz. 84), waarin uitdrukkelijk is gesteld dat de veiligheid die wordt bedoeld generiek is en dat hieronder bijvoorbeeld ook de verkeersveiligheid valt.
Mocht de minister zich uitsluitend baseren op de gegevens uit de boordcomputer?
Het betoog dat de belastingadviseur/taxichauffeur geen overtreding heeft gepleegd omdat de minister zich uitsluitend op de gegevens uit de boordcomputer heeft gebaseerd en niet ook op datgene wat hij zelf heeft geregistreerd over zijn taxiwerkzaamheden en overige werkzaamheden, kan niet worden gevolgd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de minister bij de controle van de rij- en rusttijden van de registraties in de boordcomputer mocht uitgaan, omdat dit op grond van artikel 2.4:2, eerste lid, van het Atbv het wettelijk controlemiddel is. In dit artikel wordt verwezen naar artikel 79 van het Besluit personenvervoer 2000. Hierin staat dat de vervoerder die taxivervoer verricht er zorg voor draagt dat de boordcomputer de arbeids- en rusttijden van de bestuurder registreert. Dit betekent dat de belastingadviseur/taxichauffeur zelf verantwoordelijk is voor de juiste registratie in de boordcomputer van zijn arbeids- en rusttijden. Overigens heeft de minister, anders dan de belastingadviseur/taxichauffeur stelt, ook gekeken naar de door hem zelf geregistreerde werkzaamheden. In het besluit van 23 april 2021 heeft de minister geconcludeerd dat uit het in het bezwaarschrift door de belastingadviseur/taxichauffeur opgegeven overzicht van werkzaamheden ook blijkt dat in een periode van 14 aaneengesloten dagen geen rusttijd van 72 uren is geregistreerd.
Strijd met gelijkheidsbeginsel en recht op vrij ondernemerschap?
De belastingadviseur/taxichauffeur heeft aangevoerd dat de uitspraak van de rechtbank gebaseerd is op de Atw en daarom strijd oplevert met het recht op gelijke behandeling en met het recht op vrij ondernemerschap. Hij betoogt dat artikel 5:5, tweede lid, onder b, van de Atw een minimaal aaneengesloten rust van 32 uur vereist, terwijl dat in artikel 2.5:1, vijfde lid, onder b, van het Atbv voor werkgevers en werknemers, en dus niet voor zelfstandigen, is versoepeld naar een minimaal aaneengesloten rust van 24 uur. De RvS overweegt dat het betoog uitgaat van de onjuiste veronderstelling dat de uitspraak van de rechtbank alleen gebaseerd is op de Atw. Verder heeft de belastingadviseur/taxichauffeur met zijn betoog niet onderkend dat artikel 2.5:1, onder b, van het Atbv, zoals hiervoor is overwogen, wel voor een zelfstandige geldt en dat artikel 5:5, tweede lid, onder b, van de Atw niet de rusttijden voor het taxivervoer regelt. De door de belastingadviseur/taxichauffeur gemaakte vergelijking kan daarom niet worden gevolgd.