Er komt geen algeheel verbod op trustdienstverlening. Dat blijkt uit een Kamerbrief van minister Kaag van Financiën over de toekomst van de trustsector. Kaags voorganger Hoekstra vond de hoeveelheid illegale trustdienstverlening vorig jaar ‘verontrustend hoog’ en vroeg zich af of bij trustdienstverlening de integriteit wel voldoende te waarborgen is. Daarom liet hij onderzoek instellen naar de toekomst van de trustsector. De onderzoekers van SEO Economisch Onderzoek concluderen dat een verbod niet efficiënt en doelmatig is ter beheersing van integriteitsrisico’s. Gezien die conclusie stelt minister Kaag geen algeheel verbod op trustdienstverlening voor, schrijft ze. Wel vindt de minister het van belang de trustsector scherp te blijven monitoren en aanvullende maatregelen te nemen.
Inherente integriteitsrisico’s
De onderzoekers noemen in het rapport de twee belangrijkste inherente integriteitsrisico’s voor trustdienstverlening. Ten eerste kunnen trustkantoren niet met volledige zekerheid de legitimiteit van transacties en de herkomst van vermogen van een doelvennootschap vaststellen. Ten tweede blijft het complex voor trustkantoren om de feitelijke zeggenschap in kaart te brengen van een doelvennootschap. Genoemde integriteitsrisico’s doen zich ook voor buiten de trustsector en een deel van de oplossing voor de geconstateerde risico’s ligt daarmee buiten de invloedssfeer van trustkantoren. Zo kan een goed gevuld UBO-register en verbinding met UBO-registers in andere landen trustkantoren helpen om beter inzicht te krijgen in eigendomsstructuren.
Verbod
De onderzoekers schrijven verder onder meer dat een verbod op trustdienstverlening met als doel de beheersing van integriteitsrisico’s niet doeltreffend en niet doelmatig is. Partijen kunnen voor een deel van de diensten uitwijken naar andere financiële dienstverleners. Ook bestaat het risico dat de dienstverlening uit beeld raakt doordat het in de illegaliteit verdwijnt. Een verbod leidt daarmee mogelijk tot een paradoxaal effect: een toename van witwasrisico’s doordat het financiële stelsel gedwongen afscheid neemt van gereguleerde trustkantoren die dienen als poortwachter. Tot slot raakt een verbod ook de legitieme vraag die bestaat naar trustdiensten.
Vervolgstappen
Gelet op de uitkomsten van het onderzoek stelt de minister op dit moment geen verbod op trustdienstverlening voor. Er is een legitieme vraag naar trustdienstverlening. Daarbij fungeert de trustsector als poortwachter en is een verbod daarom naar verwachting niet doelmatig en doeltreffend in het verder beheersen van integriteitsrisico’s. De ‘vraag’ naar dienstverleners die witwassen kunnen faciliteren zal door een verbod niet afnemen. Een verbod brengt een risico met zich dat zicht op witwassen via (internationale) structuren verdwijnt. Ook onderkent het onderzoeksrapport dat de beheersing van integriteitsrisico’s in de trustsector deels buiten de trustsector ligt. In dit kader is de aanpak van witwassen, die minister Kaag samen met de minister van Justitie en Veiligheid voorstaat, van groot belang. Ook de maatregelen tegen belastingontwijking zijn in dit verband van wezenlijk belang, schrijft de minister.
Hoewel volgens het rapport de inspanningen op het vlak van risicobeheersing en cliëntonderzoek bij trustkantoren zijn toegenomen, is er ook sprake van heterogeniteit in de sector. Dit betekent dat trustkantoren verschillend omgaan met gesignaleerde integriteitsrisico’s. Ook komt de sector in het nieuws met trustdienstverlening aan Russische (rechts)personen die naar aanleiding van de Russische agressie in Oekraïne in een ander licht is gekomen. Daarvoor is regelgeving (Spoedwet trustkantoren) reeds ingevoerd en van kracht. Ondanks de conclusie van de onderzoekers dat een verbod niet doelmatig en effectief is, constateert de minister – als bevestigd in het onderzoeksrapport – dat de sector serieuze risico’s herbergt. Daarom blijft de minister zich inzetten voor verschillende lopende wettelijke maatregelen om risico’s beter te beheersen én stelt ze aanvullende maatregelen voor.
Bij de lopende maatregelen betreft het allereerst het wetsvoorstel dat aanhangig is in de Kamer waarmee trustdienstverlening in gevallen met hoge integriteitsrisico’s wordt verboden. Ten tweede gaat het om de wettelijke aanscherping van het optreden als bestuurder in de strijd tegen illegale trustdienstverlening. Een voorstel hiertoe is onlangs openbaar geconsulteerd. Eveneens ten behoeve van het aanpakken van illegale trustdienstverlening maakt Nederland zich in EU-verband sterk voor een wettelijke registratieplicht voor domicilieverleners. Dit kan het zicht bevorderen op partijen die potentieel illegaal trustdiensten verlenen.
Daarnaast heeft de minister met bijzondere interesse gekeken naar de mogelijke aanvullende beleidsopties die de onderzoekers voorstellen. Ingegeven door de onderzoeksresultaten en beleidsopties in het rapport stelt de minister bovenop de lopende maatregelen twee vervolgstappen voor gestoeld op twee beleidsopties in het rapport. Deze stappen zien op: i) het tegengaan van ‘trustshoppen’; en ii) het vergroten van transparantie om het maatschappelijk vertrouwen te vergroten.
Vervolgstap 1: voorkomen trustshoppen
Potentiële klanten kunnen diverse trustkantoren benaderen totdat een kantoor overgaat tot acceptatie. Artikel 68 Wtt 2018 regelt informatie-uitwisseling tussen trustkantoren. Trustkantoren hebben nu al de wettelijke verplichting tot navraag naar integriteitsrisico’s bij een ander trustkantoor wanneer dit kantoor diensten verleent of heeft verleend aan een potentiële cliënt. Echter blijkt uit de wettekst niet ondubbelzinnig dat deze bepaling tevens strekt tot informatie-uitwisseling wanneer een potentiële cliënt op voorhand bij een ander kantoor is geweigerd. De memorie van toelichting geeft meer duidelijkheid en schrijft dat het doel van het wetsartikel onder andere is dat: “trustkantoren op de hoogte zijn als andere trustkantoren cliënten hebben geweigerd.” Gezien dit doel en omdat er naar de mening van de minister geen twijfel mag bestaan over de verplichting om gegevens uit te wisselen bij klanten waarbij hoge integriteitsrisico’s zijn geconstateerd, zal ze bij een eerst geschikt wetsvoorstel een voorstel doen tot aanscherping van artikel 68 Wtt 2018. Hierbij zal ze tevens de mogelijkheid tot een vastleggingsverplichting onderzoeken. Het blijkt voor DNB op dit moment niet altijd te controleren hoe trustkantoren uitvoering geven aan de verplichting tot informatie-uitwisseling.
Vervolgstap 2: vergroten transparantie trustkantoren
Zoals de onderzoekers constateren, blijft de roep om een transparante trustsector toenemen. De onderzoekers schrijven dat Nederlandse trustkantoren internationaal gezien hierin voorop lopen. Dit bevordert volgens de onderzoekers de positie van Nederland als vestigingsland voor partijen die transparantie en integriteit van belang vinden. Tegelijkertijd gaan trustkantoren verschillend om met de naleving van de Wtt 2018: de door de onderzoekers geconstateerde heterogeniteit. Aangezien trustdienstverlening per definitie een verhullend element kent – zoals bijvoorbeeld het optreden als bestuurder ten behoeve van een derde – en gelet op het terechte maatschappelijke vergrootglas waar de sector onder ligt, bestaat er genoeg aanleiding om aanvullende stappen te nemen om de transparantie en daarmee het zelfreinigend vermogen van de trustsector te vergroten. Hiertoe ligt een rapportageverplichting in de jaarrekening van trustkantoren voor de hand. Een dergelijke verplichting zal worden opgenomen in de Wtt 2018 en deze kan zien op het beleid van trustkantoren op (fiscale) integriteitsrisico’s en geanonimiseerde cliëntengegevens, zoals bijvoorbeeld uit welke jurisdicties cliënten afkomstig zijn. Tot slot zou dergelijke informatie ook goed openbaar toegankelijk moeten zijn. Een deel van deze informatie wordt ten behoeve van het toezicht al jaarlijks gerapporteerd aan DNB. De minister gaat met DNB in overleg over de relevante informatie voor het algemeen publiek en om administratieve lasten voor trustkantoren waar mogelijk te beperken. Een aanpassing van de Wtt 2018 zal ze in een eerst geschikt wetsvoorstel opnemen.
Verbetering poortwachtersfunctie wezenlijk
Een volledig verbod is volgens de onderzoekers niet doelmatig en ontneemt de poortwachtersfunctie van trustkantoren. Tegelijkertijd neemt sinds de inwerkingtreding van de Wtt 2018 de ruimte tussen aanvullende maatregelen en een totaalverbod af. Dit wordt ook onderschreven in het onderzoeksrapport. Hoewel aanscherpingen en aanvullende maatregelen zoals beschreven in deze brief mogelijk blijven, is een intrinsieke motivatie vanuit trustkantoren om te fungeren als poortwachter onontbeerlijk voor een transparante en toekomstbestendige trustsector, schrijft de minister. Verbetering van de uitvoering van de poortwachtersfunctie is niet alleen noodzakelijk maar ook wezenlijk om het vertrouwen in de sector te vergroten. De minister blijft de sector hierop scherp monitoren door middel van de jaarlijkse ZBO-verantwoording van DNB.