Een opmerkelijke uitspraak van de kantonrechter in Rotterdam. Flynth mag de arbeidsovereenkomst met een belastingadviseur in opleiding ontbinden. Na een ziekmelding verliep zijn re-integratie moeizaam en vanaf eind juni 2022 was er ruim 7 maanden helemaal geen contact meer. Pas tijdens de door Flynth aangespannen ontslagzaak bij de kantonrechter bleek de reden daarvoor: de belastingadviseur zit sinds 1 juli 2022 in voorlopige hechtenis.
De werknemer trad op 1 september 2020 voor onbepaalde tijd bij Flynth in dienst in de functie van belastingadviseur i.o. Op 4 maart 2021 meldde hij zich ziek. Het daaropvolgende re-integratietraject verliep moeizaam en vanaf 26 juni 2022 hadden beide partijen helemaal geen contact meer met elkaar. Flynth besloot daarop uiteindelijk maar naar de kantonrechter te stappen om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te vragen. De belastingadviseur stelde dat er geen gronden zijn voor ontbinding, maar in aanloop naar de inhoudelijk behandeling van de ontslagzaak bleek ineens waarom de man al die tijd onbereikbaar was: hij zat al sinds 1 juli 2022 in voorlopige hechtenis.
Opzegverbod
Bij de kantonrechter moet allereerst worden beoordeeld of sprake is van een opzegverbod. Alhoewel de belastingadviseur op 26 juni 2022 nog (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was, is niet bekend of dat nu nog steeds het geval is, hoewel zijn gemachtigde dat wel aanvoert. Recente informatie hierover heeft zijn gemachtigde echter niet in het geding kunnen brengen. Echter, ook wanneer komt vast te staan dat de belastingadviseur nog steeds arbeidsongeschikt is, staat dat in dit geval niet aan een ontbinding in de weg, zo zal blijken uit hetgeen hierna wordt overwogen.
Grond voor ontbinding
De kantonrechter kan de arbeidsovereenkomst ontbinden wanneer sprake is van een redelijke grond, en herplaatsing van de belastingadviseur niet mogelijk is of niet in de rede ligt. De wet noemt in artikel 7:669 lid 3 BW onder de letters a tot en met i een aantal redelijke gronden voor ontbinding. Flynth heeft meerdere gronden aan haar verzoek tot ontbinding ten grondslag gelegd. De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden, omdat sprake is van de h-grond. Dit oordeel is gebaseerd op het volgende.
Uit de overgelegde stukken blijkt in voldoende mate dat de re-integratie van de belastingadviseur moeizaam is verlopen en dat de communicatie gaandeweg steeds stroever is geworden. Beide partijen leggen de oorzaak daarvan bij de ander. Vaststaat dat partijen vanaf eind juni 2022 in het geheel geen contact meer met elkaar hebben gehad. Pas na het indienen van het verweerschrift (begin februari 2023) is gebleken dat de reden daarvoor de voorlopige hechtenis van de belastingadviseur (sinds 1 juli 2022) is. Alhoewel de werknemer aanvoert dat dit alles geheel buiten zijn schuld is gebeurd, heeft hij geen enkele openheid van zaken gegeven. Dat betekent dat hij op dit moment al gedurende een periode van ruim 7 maanden geen contact heeft gehad met zijn werkgever en dus al die tijd geen werk – al dan niet op basis van re-integratie – heeft verricht. Flynth heeft geen enkel zicht op de verdere duur de afwezigheid van de werknemer en de eventuele gevolgen voor het verrichten van zijn functie van belastingadviseur. Anders dan de belastingadviseur meent, zijn dit omstandigheden die voor zijn risico komen. Dat hij uit schaamte geen contact heeft opgenomen en dat hij nog niet strafrechtelijk is veroordeeld, maakt dit alles niet anders. Nu de belastingadviseur dus op geen enkele manier informatie over zijn situatie heeft verstrekt aan zijn werkgever, hoeft van Flynth ook niet te worden verwacht dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. In deze omstandigheden moet die immers als zo goed als inhoudsloos worden beschouwd. Daarbij wordt meegewogen dat de werknemer pas twee jaar in dienst is bij Flynth en dat hij wist dat zijn werkgever op allerlei manieren contact met hem zocht en probeerde te houden. Een en ander levert een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op, op grond van artikel 7:669 lid 3 BW onder de letter h.
Het bovenstaande, dat aan het verzoek ten grondslag is gelegd, houdt verder op geen enkele manier verband met de eventuele arbeidsongeschiktheid. Zo er al sprake zou zijn van een opzegverbod, staat dit dus aan een ontbinding niet in de weg.
Datum einde arbeidsovereenkomst
Wanneer, zoals hier het geval is, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt ontbonden moet voor de datum van het einde van het dienstverband in beginsel rekening worden gehouden met de tussen partijen geldende opzegtermijn. Daar kan echter van worden afgeweken indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Uit het vorenstaande blijkt dat daarvan sprake is. Van de omstandigheid dat de belastingadviseur gedurende een periode van zeven maanden, waarin nog een re-integratietraject liep, zijn voorlopige hechtenis/detentie heeft verzwegen en geen contact heeft gezocht met zijn werkgever valt hem een ernstig verwijt te maken. De datum van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt daarom bepaald op heden.
Transitievergoeding
Vervolgens is de vraag aan de orde of de belastingadviseur recht heeft op de transitievergoeding, zoals hij subsidiair heeft verzocht.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:673 BW heeft een werknemer aanspraak op deze vergoeding wanneer de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever wordt ontbonden. De werkgever hoeft de transitievergoeding echter niet te betalen wanneer het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is daarvan in deze zaak sprake. Het verzoek van de belastingadviseur tot betaling van deze vergoeding wordt daarom afgewezen.
Nu dit verzoek wordt afgewezen, heeft Flynth geen belang meer bij de gevraagde verklaring voor recht op dit punt. Deze zal dan ook niet worden gegeven.
Billijke vergoeding
De belastingadviseur heeft ook verzocht om aan hem een billijke vergoeding toe te kennen. Voor een billijke vergoeding is slechts plaats in die gevallen waarin sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van de werkgever. De belastingadviseur stelt dat Flynth tijdens de re-integratie de druk onnodig heeft opgevoerd en op onjuiste gronden tot sanctiemaatregelen (als de loonstop) is overgegaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan echter niet gebleken. Het is juist de belastingadviseur, die -door niets van zich te hebben laten horen- aanleiding heeft gegeven sanctiemaatregelen toe te passen. Daarbij komt dat Flynth steeds actief heeft geprobeerd contact te leggen. Er is geen sprake van ernstige verwijtbaarheid van Flynth. Voor het toekennen van een billijke vergoeding aan de belastingadviseur wordt dan ook geen aanleiding gezien.
De kantonrechter ontbindt dan ook de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per direct en wijst de verzoeken tot betaling van de transitievergoeding en een billijke vergoeding af.