De beroepen van een bv tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting worden gegrond verklaard. De rechtbank Den Haag oordeelt dat de fiscus niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een keten waarin btw-fraude is gepleegd.
De bedrijfsactiviteiten van de bv bestaan voornamelijk uit een groothandel in elektronische en telecommunicatieapparatuur en bijbehorende onderdelen en is daarmee ondernemer voor de omzetbelasting.
De bv heeft over het tweede en derde kwartaal van 2018 aangiften omzetbelasting ingediend. Vervolgens heeft de bv heeft voor beide kwartalen suppletieaangiften ingediend waarop hogere bedragen aan voorbelasting zijn vermeld dan in de aangiften. De inspecteur heeft de suppletieaangiften aangemerkt als bezwaarschriften tegen de voldoeningen op aangiften, deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en geen teruggaven verleend.
Voorbelasting
De suppletieaangiften zijn voor de inspecteur aanleiding om een boekenonderzoek in te stellen waarop een controlerapport wordt opgemaakt. Als conclusie wordt de voorbelasting die vanaf 7 juni 2018 aan de bv in rekening is gebracht door een bedrijf geweigerd.
Uit de aangeleverde stukken zijn inkoopfacturen opgenomen van dat bedrijf. Ook blijkt dat ondanks het schriftelijk verzoek om nieuwe leveranciers te melden, het betreffende bedrijf niet is aangemeld als leverancier.
Bij deze leverancier wordt ook een onderzoek door de inspecteur gestart en wordt tijdens het onderzoek het btw-nummer ingetrokken omdat de onderneming niet te bereiken was. Volgens de inspecteur heeft het bedrijf btw-fraude gepleegd door bewust te weinig omzetbelasting te voldoen.
Geopende brief
Uit de ter inzage gegeven administratie aan de belastingdienst waren facturen aanwezig zoals deze uitgeschreven zijn aan de enige afnemer, genoemde bv. Opvallend genoeg is tevens een reeds geopende brief gericht aan de bv tussen deze stukken aangetroffen met betrekking tot de opvraag van informatie over het gebruik van de zakelijke rekening. Hierin wordt aangegeven dat als de informatie niet wordt verstrekt de rekening zal worden geblokkeerd.
Ketenfraude
De inspecteur wijst erop feit dat hij de bv heeft gewaarschuwd voor de risico’s van de handel in mobiele telefoons en toebehoren. Met het feit dat de bv goederen inkoopt bij het bedrijf en vervolgens weer doorverkoopt is de bv in de ogen van de inspecteur een schakel in een keten waarin btw-fraude is gepleegd. Dat hij de bv heeft gewezen op de kenmerken van ketenfraude vindt hij reden genoeg om aan te tonen dat de bv zich bewust is geweest van haar deelname aan de fraude.
Samenvattend blijft de inspecteur bij zijn mening dat de bv wist of had moeten weten dat ze met de beschreven transacties onderdeel hebben uitgemaakt van een keten waarin btw-fraude is gepleegd en niet alles hebben gedaan wat redelijkerwijs van hen verwacht mocht worden om dit te voorkomen.
Aanwijzing voor fraude is nog geen bewijs
De rechtbank Den Haag is echter niet overtuigd en stelt dat niet altijd sprake van fraude is als een ondernemer de verschuldigde btw niet afdraagt. Bepaalde feiten en omstandigheden kunnen aanwijzingen zijn voor het bestaan van fraude, zonder dat zij fraude bewijzen. Evenmin is gebleken dat binnen de keten op enige andere wijze sprake is van fraude.
De rechtbank vindt dat de inspecteur er niet is in geslaagd het bewijs van frauduleuze handelingen te leveren. Tevens is hij er niet in geslaagd aan te tonen dat de belastingplichtige actief heeft deelgenomen aan die fraude of dat hij wist of had moeten weten dat de handeling waarvoor aanspraak op dat recht werd gemaakt, onderdeel was van die fraude, hetgeen niet noodzakelijkerwijs inhoudt dat moet worden vastgesteld wie allemaal bij de fraude betrokken was en welke respectieve handelingen zij hebben verricht.
Het beroep van de bv wordt hiermee gegrond verklaard.