Houders van een motorrijtuig dat vóór 1 januari 1988 in gebruik is genomen kunnen voor een tijdvak van een kalenderjaar in aanmerking komen voor een verlaagd tarief van motorrijtuigenbelasting. Daarvoor moet hij én de MRB hebben betaald én een verzoek hebben ingediend voor toepassing van het overgangsrecht.
Een kentekenhouder is de eigenaar van twee motorvoertuigen. Deze oldtimers zijn in 1979 en 1986 voor het eerst op de weg toegelaten. De wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 voorziet in een overgangsregeling voor deze oldtimers wat betreft het tarief van de motorrijtuigenbelasting.
Houders van een motorrijtuig dat vóór 1 januari 1988 in gebruik is genomen, maar waarvan het tijdstip van eerste ingebruikneming nog geen 40 jaar geleden is, kunnen voor een tijdvak van een kalenderjaar, in plaats van drie maanden, op verzoek en onder voorwaarden in aanmerking komen voor toepassing van een verlaagd tarief van motorrijtuigenbelasting.
De kentekenhouder kan verzoeken om het tarief toe te passen dat gold op 31 december voorafgaand aan het heffingstijdvak. De belasting bedraagt dan echter maximaal € 138.
Met het oog op gebruikmaking van de overgangsregeling voor het kalenderjaar 2018 heeft de Inspecteur de kentekenhouder voor elk van de twee oldtimers een rekening, met dagtekening 20 november 2017, gestuurd voor dat kalenderjaar. Het in die rekening vermelde bedrag aan motorrijtuigenbelasting is berekend naar het overgangstarief, de uiterste betaaldatum is 31 december 2017.
Geschorste oldtimers
De kentekenhouder betaalt de rekeningen niet. maar schorst de oldtimers vanaf 27 december 2017. Deze schorsingen eindigen op 13 april 2018 respectievelijk 25 mei 2018. Daarop stuurt de inspecteur de kentekenhouder rekeningen voor motorrijtuigenbelasting berekend naar het normale tarief voor de resterende duur van de tijdvakken van elk drie maanden.
Ook deze rekeningen betaalt de kentekenhouder niet en daarom legt de inspecteur naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting op, berekend naar het normale tarief. De kentekenhouder gaat in beroep tegen deze uitspraak omdat hij van mening is dat hij in aanmerking komt voor toepassing van het overgangstarief van de motorrijtuigenbelasting.
De kentekenhouder is van mening dat het bij het in de loop van een kalenderjaar beëindigen van een schorsing niet nodig is om een verzoek te doen voor toepassing van de overgangsregeling.
De Hoge Raad verwerpt de stelling en stelt dat de neergelegde voorwaarden voor het kunnen toepassen van de overgangsregeling gelden voor een heel kalenderjaar. Dat brengt daarom met zich mee dat de houder die gebruik wenst te maken van het overgangstarief, deze keuze volgens die wettelijke regeling vóór de aanvang van dat kalenderjaar kenbaar moet maken door betaling van het overgangstarief.
Voorwaarden overgangsregeling
Daarbij verwijst de Hoge Raad naar artikel 84a, lid 1, van de Wet op de motorrijtuigen belasting waarin is vastgelegd dat bij toepassing van de overgangsregeling enkele voorwaarden gelden .
Die voorwaarden houden onder meer in dat gedurende de maanden januari, februari en december van het desbetreffende kalenderjaar met het motorrijtuig geen gebruik van de weg wordt gemaakt. Verder is bepalend dat het naar het overgangstarief verschuldigde bedrag aan motorrijtuigenbelasting is betaald bij de aanvang van het tijdvak van een kalenderjaar.
Nog belangrijker is dat de kentekenhouder een verzoek moet doen om in aanmerking komen voor toepassing van een verlaagd tarief van motorrijtuigenbelasting. Dat verzoek wordt namelijk aangemerkt als het doen van een aanvullende aangifte.
Omdat de kentekenhouder voorafgaand aan het kalenderjaar 2018 voor geen van de twee oldtimers motorrijtuigenbelasting naar het overgangstarief heeft voldaan en dat hij bij beëindiging van de schorsing geen verzoek heeft ingediend voor verlaging van de motorrijtuigenbelasting, heeft de inspecteur uiteindelijk terecht het normale tarief van de MRB toegepast, aldus het oordeel van de Hoge Raad.