De pseudo-eindheffing komt erop neer dat werkgevers jaarlijks 52 procent belasting moeten betalen over het bijtellingsbedrag van 22 procent van de cataloguswaarde van een auto die niet volledig elektrisch is. Dat treft ook zuinige hybride modellen die in Europa geproduceerd worden. Hierdoor dreigt een forse lastenverzwaring voor ondernemingen, terwijl het effect op de CO₂-uitstoot volgens VZR beperkt blijft.
De belangenvereniging wijst erop dat al de helft van alle zakelijke leaserijders elektrisch rijdt, mede dankzij eerdere stimuleringsmaatregelen. Een verplichting via de door VZR als ‘strafheffing’ bestempelde maatregel is volgens de belangenvereniging overbodig en zet de relatie tussen werkgevers en werknemers onder druk. Bovendien kan de maatregel volgens VZR leiden tot ontwijkgedrag: werknemers kiezen dan eerder voor oudere, vervuilendere privéauto’s of kleinere leaseauto’s, waardoor het milieueffect juist negatief uitpakt.
Ook praktische bezwaren spelen mee voor de belangenvereniging van zakelijke rijders. Niet iedere werknemer kan thuis of op het werk een laadpunt realiseren, terwijl buitenlandse reizen de afhankelijkheid van een goed laadnetwerk vergroten. Daarnaast wijst VZR op de kwetsbaarheid van een volledig elektrisch wagenpark bij storingen of aanvallen op het elektriciteitsnet.
Volgens de vereniging moet beleid zich niet richten op het verplichten van zakelijke rijders, maar op het aantrekkelijk maken van gebruikte elektrische auto’s voor particulieren. Veel EV’s verdwijnen na afloop van de leaseperiode naar het buitenland, terwijl Nederlandse particulieren nog huiverig zijn om een tweedehands EV te kopen.
VZR pleit daarom voor verlenging van de verlaagde bijtelling, invoering van subsidies voor particuliere aankoop van gebruikte EV’s en een eerlijker bijtellingsregeling voor elektrische auto’s ouder dan vijf jaar. Het kabinet zou volgens de vereniging beter inzetten op stimulering dan op dwang.
