Het is de Stichting Christelijke Gemeente Nederland (CGN) niet gelukt om het via een kort geding bij de rechtbank Den Haag voor elkaar te krijgen dat de Belastingdienst snel in overleg gaat over de ANBI-status van de CGN. De Belastingdienst kon zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat het vooroverleg pas kan starten nadat de resultaten van een ANBI-onderzoek naar eerdere jaren bekend zijn, oordeelt de rechtbank.
Wijziging organisatiestructuur
CGN is een christelijke geloofsgemeenschap die landelijk en lokaal is georganiseerd in meerdere stichtingen. CGN is voornemens haar organisatiestructuur te wijzigen in die zin dat via juridische fusies van gelieerde stichtingen en omzetting een kerkgenootschap ontstaat. Van de daarbij betrokken twaalf stichtingen bezitten elf sinds 1 januari 2008 de ANBI-status. CGN stelt zich op het standpunt dat die status zal worden behouden na de omzetting en verzocht de Belastingdienst in juni 2019 om de fiscale gevolgen van de herstructurering met elkaar af te stemmen in een vooroverleg.
ANBI-onderzoek
De Belastingdienst reageerde met de mededeling dat er waarschijnlijk in het najaar 2019 een ANBI-onderzoek zou plaatsvinden bij Stichting CGN en dat daarbij ook het verzoek zou worden betrokken. Daarop verzocht de namens CGN optredende belastingadviseur om dan in ieder geval het huidige beleidsplan en het kerkelijk statuut te beoordelen en te bevestigen dat deze documenten voldoen aan de ANBI-vereisten. Na enige uitwisselingen deelde de fiscus mee dat het ANBI-onderzoek over de jaren 2010 tot en met 2018 op vrijdag 10 januari 2020 zou worden uitgevoerd. Op verzoek van CGN werd dat verschoven naar 6 februari 2020.
Kort geding
CGN besloot daarop een kort geding aan te spannen waarin het vorderde de Staat te veroordelen om binnen twee weken na het te wijzen vonnis met haar (vertegenwoordiger) in vooroverleg te treden. Daartoe voerde CGN aan dat aan de overgang naar de nieuwe structuur verschillende fiscale aspecten kleven waarover zij vooraf duidelijkheid wenst. De Belastingdienst weigert echter op onjuiste gronden een vooroverleg, stelde de geloofsgemeenschap. De weigering, die – mede gelet op de inmiddels verstreken tijd – tot schade kan leiden bij CGN, moet worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, vorderde CGN.
Geen weigering
De Rechtbank Den Haag gaat daar echter niet in mee. Voor zover CGN aan haar vordering ten grondslag legt dat de Belastingdienst een vooroverleg weigert, kan zij daarin niet worden gevolgd, spreekt de rechter uit. Uit de processtukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling blijkt namelijk dat de Belastingdienst voor wat betreft de overdrachtsbelasting bereid is met CGN in vooroverleg te treden en dat zij dat op zichzelf ook bereid is tot een vooroverleg voor wat betreft de drie andere onderdelen (de schenkbelasting, de toekomstige ANBI-status en de periodieke giften), maar pas na afronding van het ANBI-onderzoek.
Overleg na ANBI-onderzoek
De rechtbank oordeelt vervolgens dat de Belastingdienst zich in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat het vooroverleg met betrekking tot de drie (nog) in geschil zijnde kwesties pas kan starten nadat de resultaten van het ANBI-onderzoek bekend zijn. Hieraan doet niet af dat de Belastingdienst ook een standpunt onder voorbehoud kan innemen. In dit geval is het echter duidelijk dat de Belastingdienst zonder de uitkomsten van het ANBI-onderzoek geen reëel standpunt kan innemen. Aangenomen moet worden dat – indien de fiscus in de gegeven omstandigheden gedwongen zou worden tot een standpuntbepaling onder voorbehoud – dit zal leiden tot een reactie met zoveel slagen om de arm, dat CGN daarmee niet de door haar gewenste duidelijkheid verkrijgt.
De vordering van CGN werd daarom afgewezen.