Als de Belastingdienst zakelijk mailverkeer opvraagt dat van belang kan zijn voor de belastingheffing moet je daar als ondernemer in principe gehoor aan geven, ook als daar mogelijk privé-mails tussen zitten. Een belastingadvies- en administratiekantoor dat hardnekkig bleef weigeren heeft bij de rechtbank Gelderland geen succes in de zaak die het kantoor aanspande over de door de Belastingdienst afgegeven informatiebeschikkingen.
Uitspraak: ECLI:NL:RBGEL:2020:6488
Boekenonderzoek
De Belastingdienst kondigde in 2013 aan een boekenonderzoek in te stellen bij het kantoor om de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting en omzetbelasting 2009 tot en met 2012 te beoordelen. De dga van het op het MKB gerichte belastingadvies- en administratiekantoor weigerde tijdens het boekenonderzoek e-mails aan te leveren. Naar zijn mening was het e-mailverkeer niet relevant voor de belastingheffing van zijn vennootschappen en van hem privé. Iets later verstrekte hij alsnog veel mails, maar de toegang tot digitale berichten uit twee mappen van een gelieerd bedrijf dat op een eiland is gevestigd bleef hij weigeren.
Informatiebeschikkingen
De inspecteur bleek best bereid te zijn tot compromissen en mailde in 2015 aan het kantoor:
‘Wij constateren dat thans steeds vaker in boekenonderzoeken het gehele zakelijke mailverkeer wordt opgevraagd en dat daarvoor art. 52 en art. 47 AWR een afdoende wettelijke basis bieden. Ook naar de toekomst toe zal dit gezien de toenemende digitalisatie van bedrijfsprocessen meer en meer het geval zijn. In het onderhavige geval is een deel van de aard van de werkzaamheden van [bedrijf 1] (het geven van fiscale adviezen) een complicerende factor. Wij hebben m.n. in dit kader een tweetal toezeggingen gedaan ten einde het wantrouwen bij [bedrijf 1] weg te nemen. Deze toezeggingen staan nog steeds overeind en behelsen:
1) de toezegging dat [bedrijf 1] zelf mails met fiscale adviezen mag scheiden van overige mails, een controle op deze scheiding zal door een RA van de Belastingdienst én een door [bedrijf 1] (indien gewenst) aan te wijzen RA geschieden, de inhoud van mails met fiscale adviezen zal niet gebruikt worden voor de belastingheffing van derden en
2) privé-mails zullen slechts marginaal bekeken worden. Bij deze laatste toezegging is relevant dat de heer [naam gemachtigde] zelf verantwoordelijk is voor een scheiding tussen privé- en zakelijke mails en dat nu hij dat heeft nagelaten een marginale lezing van die mails onvermijdelijk is. Tegenover deze toenadering van de inspecteur staat een [bedrijf 1] die categorisch weigert -op welke wijze dan ook- mee te werken aan een inzage van het zakelijke mailverkeer.’
Het kantoor bleef echter hardnekkig weigeren, waarna de Belastingdienst informatiebeschikkingen vennootschapsbelasting (Vpb) en omzetbelasting (OB) voor de jaren 2009 tot en met 2012 afgaf.
Rechtmatigheid informatiebeschikkingen: geen phishing expedition
Het belastingadvies- en administratiekantoor spande daarop een rechtszaak aan waarin onder andere werd verzocht tot vernietiging van de informatiebeschikkingen. Het kantoor voerde daarbij aan dat zij niet gehouden is op grond van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) de gevraagde informatie te verstrekken, omdat zij zich kan beroepen op het informeel verschoningsrecht. Het kantoor stelde zich op het standpunt dat er geen concrete aanknopingspunten zijn voor het vermoeden dat zij niet aan haar fiscale verplichtingen heeft voldaan, zodat alle door de fiscus gestelde vragen als onderdeel van een ‘fishing expedition’ moeten worden gekenmerkt.
De rechtbank is het daar niet mee eens en stelt vast dat het kantoor niet bestreden heeft dat de gevraagde e-mails van belang kunnen zijn voor de belastingheffing. Dat de fiscus ook inzage heeft gevraagd in e-mailverkeer van het kantoor met derden ziet de rechtbank – gelet op de gegeven motivering van de fiscus – niet als een fishing expedition, maar als een verzoek dat verband houdt met de controle van de door het kantoor aangegeven omzet en de opgegeven kosten.
Informeel verschoningsrecht?
Het belastingadvies- en administratiekantoor stelde zich verder op het standpunt dat zij niet verplicht is de niet-geanonimiseerde e-mailcorrespondentie aan de fiscus te overleggen, omdat hiervoor het informele verschoningsrecht geldt. Het kantoor beriep zich daarbij op het fair play-beginsel en wees ter ondersteuning van dit standpunt op een arrest van de Hoge Raad van 23 september 2005.1
De rechtbank stelt bij de beoordeling daarvan voorop dat de Belastindienst geen concrete e-mailcorrespondentie van specifieke relaties heeft opgevraagd. De fiscus heeft eerst verzocht om alle e-mailcorrespondentie en, toen het kantoor de inhoud uit twee mappen niet (volledig) verstrekte, om de e-mailberichten uit die mappen. De gegevens die zijn opgevraagd maken deel uit van de administratie van het kantoor. De rechtbank is van oordeel dat deze gegevens als feitelijke gegevens op grond van de artikelen 47 en 52 van de AWR ten behoeve van de belastingheffing van het kantoor zelf zijn opgevraagd en zij verplicht is deze te verstrekken. Een informeel verschoningsrecht is dan niet aan de orde. De enkele omstandigheid dat de door de fiscus verlangde informatie van het kantoor ook andere fiscale doeleinden kan dienen, leidt niet tot schending van het fair play-beginsel nu er een belang is in de zin van art. 47 van de AWR.2
De rechtbank ziet in de door het kantoor aangehaalde jurisprudentie evenmin aanknopingspunten dat een beroep kan worden gedaan op het informele verschoningsrecht. In het arrest van de Hoge Raad is sprake van een andere situatie dan hier aan de orde is. In die zaak ging het weliswaar om gegevens die op grond van artikel 47 van de AWR werden opgevraagd ten behoeve van de belastingheffing van de belastingplichtige zelf, maar betrof het concreet een door een derde opgemaakt due diligence rapport over de fiscale positie van de belastingplichtige. Het fair play-beginsel verzet zich er dan tegen dat de fiscus kennis krijgt van rapporten en andere geschriften van derden voor zover zij ten doel hebben de fiscale positie van de belastingplichtige te belichten of hem daaromtrent te adviseren. In de situatie in deze zaak gaat het niet om advisering over de fiscale positie van het kantoor zelf.
De rechtbank verklaart het beroep tegen de informatiebeschikkingen daarom ongegrond.