Een werknemer van een Amsterdams administratiekantoor werd op staande voet ontslagen nadat een ingeschakeld onderzoeksbureau ontdekte dat ze werkzaamheden bij een concurrent verrichtte terwijl ze ziek was voor haar eigen werk. De vrouw vorderde daarna bij de rechtbank €40.000,- billijke vergoeding, de transitievergoeding en een schadevergoeding van het kantoor. De rechtbank oordeelde vorig jaar echter dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en de vrouw dus geen recht heeft op de vergoedingen, blijkt uit de recent gepubliceerde uitspraak. Ze kreeg het deksel flink op de neus, want de vrouw moet haar oude werkgever zelf wel een schadevergoeding van € 2.420 en een vergoeding voor gemaakte onderzoekskosten van € 5.000 betalen.
De vrouw werkte sinds 1 juni 2001 bij Administratie Plus en sinds 1 januari 2020 bij Administratiekantoor Petiet na een overgang van onderneming. Het laatste loon bedroeg € 2.420,00 bruto per maand. In de arbeidsovereenkomst was een concurrentiebeding opgenomen.
Ziekmelding
Op 1 september 2020 meldde de werknemer zich ziek bij Petiet. De bedrijfsarts maakte melding van medische beperkingen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren. Ook speelde er werkgerelateerde problematiek waarvoor mediation werd aanbevolen. Dat laatste leidde niet tot een oplossing en de vrouw werkte sinds de ziekmelding niet meer voor het administratiekantoor.
Onderzoeksbureau ingeschakeld, ontslag op staande voet
Administratiekantoor Petiet schakelde naar aanleiding van wat tijdens de mediation is besproken een onderzoeksbureau in, dat van 11 tot 29 oktober 2021 observaties heeft verricht. Tijdens deze observaties is geconstateerd dat de vrouw dagelijks vertrok naar de onderneming Ad Fontes Finance, een concurrent van Administratiekantoor Petiet. Daar opende zij de deur met een eigen sleutel en zij was vervolgens vanaf 9.00 uur een aantal uren aanwezig. In het kader van het onderzoek heeft op enig moment een telefoongesprek plaatsgevonden met de bestuurder van Ad Fontes Finance. Deze liet weten dat hij een e-mail van de onderzoekers (die zich voordeden als potentiële klant) had doorgestuurd naar de vrouw, met het verzoek daarop te reageren.
Vervolgens heeft Administratiekantoor Petiet de werknemer uitgenodigd voor een gesprek, maar zij wilde niet komen. Uiteindelijk heeft op 19 november 2021 een gesprek plaatsgevonden, waarbij de vrouw – in het bijzijn van haar broer – is geconfronteerd met de bevindingen uit het rapport. In reactie daarop heeft zij onder meer verklaard dat zij niet ergens anders werkt, dat haar broer haar helpt re-integreren en dat zij in de ochtend naar zijn kantoor gaat en dat zij ook een sleutel heeft. Na confrontatie met het telefoongesprek met de bestuurder van Ad Fontes Finance wilde ze geen vragen meer beantwoorden.
Bij brief van 22 november 2021 is de werknemer op staande voet ontslagen.
Rechtszaak
De vrouw legt zich neer bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst, maar vordert bij de kantonrechter wel veroordeling van Administratiekantoor Petiet tot betaling van een billijke vergoeding van € 40.000,00, de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding. Daarnaast verzoekt ze onder meer nog betaling van een ten onrechte verrekend bedrag van € 7.340,00 en buitengerechtelijke kosten en een verklaring voor recht dat het concurrentie- en relatiebeding in de arbeidsovereenkomst komt te vervallen.
De centrale vraag in deze zaak is of de werknemer rechtsgeldig op staande voet is ontslagen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat het geval. Het volgende is daarvoor de reden.
Volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen voor een ontslag op staande voet beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In artikel 7:678 lid 2, onderdeel k, BW is bepaald dat een dringende reden onder andere aanwezig kan zijn als de werknemer grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor haar zou hebben.
Maatgevend bij de beoordeling zijn de aan de werknemer gemaakte verwijten zoals vermeld in de brief van 22 november 2022, nu die als dringende reden aan het ontslag ten grondslag zijn gelegd. Beoordeeld moet worden of één of meer van de daarin genoemde verwijten – al dan niet in samenhang – voldoende zijn voor ontslag op staande voet.
Onderdeel van die verwijten is dat de werknemer bij een concurrent werkzaamheden verrichte terwijl zij in contacten met Administratiekantoor Petiet, de bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige te kennen gaf niet te kunnen werken.
Niet weersproken is dat Ad Fontes Finance een concurrent is van Administratiekantoor Petiet. de vrouw erkent dat zij zich (in ieder geval) vanaf 11 oktober 2021 dagelijks naar dat bedrijf begaf, dat zij daar met een sleutel naar binnen ging en een aantal uren later weer naar huis ging. Ook erkent zij dat er een e-mailadres voor haar bij Ad Fontes Finance is aangemaakt. Over wat de werknemer in de uren bij Ad Fontes Finance deed heeft zij wisselende verklaringen gegeven. Tijdens het gesprek op 17 november 2021 verklaarde zij dat zij naar het kantoor van haar broer ging, omdat hij haar hielp met re-integreren. Haar broer voegde daar tijdens dat gesprek aan toe dat geen sprake was van werken, maar van een snuffelstage om ervaring op te doen. Het aangemaakte e-mailadres zou een testaccount zijn. In het kader van onderhavige procedure verklaarde de vrouw dat Ad Fontes Finance niet het bedrijf van haar broer is, maar dat zij daar wel via haar broer terecht is gekomen. De eigenaar van Ad Fontes Finance gaf haar een cursus Exactonline, Excel en Word. Ten behoeve van die cursus was een e-mailadres aangemaakt. De sleutel van Ad Fontes Finance haalde zij steeds bij haar broer op, of die werd haar door een collega vanuit het raam toegeworpen, aldus de werknemer.
De werknemer heeft met deze wisselende verklaringen naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende weersproken dat zij werkzaamheden verrichte voor een concurrent van Administratiekantoor Petiet, zonder dat te laten weten of daarover te overleggen. Uit haar aanvankelijke verklaring en de toelichting van haar broer blijkt dat zij werkte bij die concurrent. Dat dit onbetaald was, althans in het kader van een “snuffelstage”, maakt dat niet anders. De latere stelling van de werknemer is daarmee in strijd en bovendien heeft de eigenaar van Ad Fontes Finance in een overgelegde verklaring niet verklaard dat hij aan de vrouw inderdaad een cursus gaf. In ieder geval heeft ze er geen verklaring voor gegeven dat diezelfde eigenaar in contact met het onderzoeksbureau te kennen heeft gegeven dat bepaalde werkzaamheden aan de vrouw waren opgedragen. In ieder geval heeft de werknemer over haar bezigheden bij Ad Fontes Finance geen openheid van zaken gegeven, terwijl het volgens haar eigen zeggen zou gaan om re-integratieinspanningen die (dus) ook in het belang van Administratiekantoor Petiet waren. Een verklaring daarvoor heeft zij niet gegeven. Het moet voor de werknemer ook duidelijk zijn geweest dat haar werkzaamheden bij Ad Fontes Finance relevant waren in het kader van haar re-integratie en ook in verband met haar concurrentiebeding, zodat zij daarover open kaart had moeten spelen. Haar verklaring dat zij dacht dat dit niet (meer) nodig was omdat zij een vaststellingsovereenkomst had getekend gaat niet op. Die overeenkomst is immers pas op 19 oktober 2021 getekend en toen was zij al (tenminste) een week werkzaam. Voor zover juist is dat de werknemer tijdens de mediation te kennen heeft gegeven met haar broer te gaan zoeken naar werk buiten Administratiekantoor Petiet, ontslaat dat haar niet van haar verplichting dit vervolgens te bespreken zodra hier daadwerkelijk invulling aan wordt gegeven.
De conclusie is dat de werknemer terwijl zij ziek was voor haar eigen werk, bewust heeft verzwegen dat zij werkzaamheden bij een concurrent van Administratiekantoor Petiet verrichte, terwijl zij gebonden was aan een concurrentiebeding. Hiermee heeft zij grovelijk de plichten veronachtzaamt die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien, zodat van Administratiekantoor Petiet redelijkerwijze niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Er zijn ook geen (persoonlijke) omstandigheden gesteld of gebleken die aan het ontslag op staande voet in de weg staan.
Het ontslag is ook onverwijld gegeven. Weliswaar was het onderzoek al op 29 oktober 2021 gereed, maar het lukte Administratiekantoor Petiet pas op 19 november 2021 de werknemer met de resultaten van dat onderzoek te confronteren. De reactie op deze confrontatie is (mede) aan het ontslag ten grondslag gelegd. Nadat Administratiekantoor Petiet een compleet beeld had heeft zij voldoende voortvarend gehandeld.
Het ontslag is dan ook rechtsgeldig gegeven en de verzoeken van de werknemer worden afgewezen voor zover deze uitgaan van het tegendeel.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het handelen van de werknemer ook ernstig verwijtbaar, zodat haar geen transitievergoeding toekomt. De vrouw heeft onvoldoende toegelicht waarom het niet toekennen van die vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Als zij slechts goede bedoelingen had, zoals zij stelt, valt niet in te zien waarom zij deze niet met haar werkgeefster heeft gedeeld. Een grondslag voor toekenning van een billijke vergoeding bij een terecht ontslag op staande voet is niet gesteld. Evenmin is voldoende toegelicht waarom bij die stand van zaken het concurrentiebeding zou moeten vervallen.
Nu sprake is van een terecht ontslag op staande voet, is de werknemer de gefixeerde schadevergoeding aan Administratiekantoor Petiet verschuldigd. Bij de berekening daarvan heeft Administratiekantoor Petiet echter ten onrechte de opzegtermijn van werkgever tot uitgangspunt genomen. Bij berekening van de gefixeerde schadevergoeding gaat het om de termijn van opzegging die de partij die een dringende reden heeft gegeven in acht had moeten nemen (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 maart 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2401). In dit geval is dat de werknemer, die een opzegtermijn had van één maand. De gefixeerde schadevergoeding bedraagt dan een bedrag gelijk aan het bruto loon over een maand. Dat is in dit geval € 2.420,00.
De buitengerechtelijke onderzoekskosten zullen deels worden toegewezen. Deze kosten zijn in redelijkheid gemaakt, het tegendeel is althans niet gebleken nu partijen aan geheimhouding gebonden zijn ter zake het mediationtraject (waar de aanleiding voor het onderzoek naar voren zou zijn gekomen). De kantonrechter acht het echter niet redelijk de volledige opgevoerde kosten toe te wijzen. Van een factuur van een ander bedrijf dan het onderzoeksbureau is onvoldoende toegelicht waarom deze vergoed zou moeten worden. Verder is onvoldoende toegelicht waarom het onderzoek drie weken heeft geduurd, terwijl naar het zich laat aanzien ook binnen een week voldoende informatie had kunnen worden verzameld om de werknemer mee te confronteren. De kantonrechter zal daarom een bedrag van € 5.000,00 aan onderzoekskosten toewijzen.