Strafrechtelijk onderzoek
Naast het onderzoek van de deken en van het BFT naar de geruchtmakende fraudekwestie, is ook een strafrechtelijk onderzoek gestart. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek zijn de beide toezichtrapporten op vordering van het OM door de rechter-commissaris inbeslaggenomen. Beide toezichthouders zijn in het geweer gekomen tegen deze inbeslagneming en beroepen zich op het verschoningsrecht.
Beroep op verschoningsrecht
De deken en het BFT voerden aan dat hun functioneren wordt bedreigd als hen geen zelfstandig verschoningsrecht toekomt, omdat zij dan mogelijk niet meer de nodige informatie voor hun toezicht zouden ontvangen. De rechtbank stelde de deken in het gelijk, maar oordeelde in het nadeel van het BFT. Dat oordeel leidde tot cassatieberoepen.
Conclusie AG
De AG concludeert dat de deken een wettelijk vastgelegd verschoningsrecht heeft dat niet afhankelijk is van de oorspronkelijke verschoningsgerechtigde advocaat. Ze adviseert de Hoge Raad om de beslissing van de rechtbank, die dit recht erkende, te handhaven.
Voor het BFT adviseert de AG echter anders. Hoewel de rechtbank oordeelde dat het BFT geen zelfstandig verschoningsrecht heeft, betoogt de AG dat een dergelijk recht noodzakelijk is voor effectief en onafhankelijk toezicht op het notariaat. Ze vindt dat het ontbreken van dit recht de informatiepositie van het BFT zou verzwakken. De AG adviseert daarom de Hoge Raad om de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de zaak terug te verwijzen voor herbeoordeling.
De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 26 november 2024.