Het Openbaar Ministerie (OM) verweet de boekhouder feitelijke leiding te hebben gegeven aan het structureel niet betalen van loonheffingen door een inmiddels failliete vennootschap, maar volgens de rechtbank ontbreekt ieder bewijs dat hij meer deed dan het indienen van de aangiften namens het bedrijf.
Zelfstandig boekhouder
De verdachte, een zelfstandige administrateur, verzorgde voor de vennootschap de aangiften loonheffing over de jaren 2018 en 2019. Volgens het OM had hij als boekhouder moeten weten dat het bedrijf de verschuldigde belasting niet afdroeg, en had hij door zijn rol als contactpersoon voor de Belastingdienst feitelijk invloed op de bedrijfsvoering. De rechtbank volgt dat betoog niet. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte beslissingsbevoegd was of zeggenschap had over betalingen aan de Belastingdienst. Ook uit getuigenverklaringen volgt geen aanwijzing dat hij een leidinggevende of sturende positie binnen het bedrijf bekleedde.
Geen ondersteunend bewijs
Hoewel één getuige hem als directeur of eigenaar aanduidde, wordt die verklaring volgens de rechtbank niet ondersteund door andere stukken of verklaringen. De rechtbank acht slechts aannemelijk dat de verdachte in opdracht van de vennootschap de aangiften indiende, zonder verantwoordelijkheid te dragen voor de financiële afhandeling daarvan. Daarmee ontbreekt zowel opzet als de feitelijke leiding die nodig is voor een veroordeling wegens belastingfraude.
“Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een eigen administratiekantoor had en de aangiften loonheffingen namens [naam bedrijf] heeft ingediend, maar dat hij als externe partij niet verantwoordelijk was voor het betalen van deze loonbelasting en bovendien niet wist dat deze niet werd betaald.
De rechtbank is van oordeel dat uit het procesdossier niet volgt dat verdachte verantwoordelijk was voor het betalen van de loonbelastingverplichtingen van [naam bedrijf] . Uit het dossier volgt slechts dat verdachte de aangiften loonheffingen namens [naam bedrijf] heeft ingediend. Uit het procesdossier volgt niet dat verdachte een andere rol had binnen [naam bedrijf] dan het doen van de aangiften loonheffingen of andere handelingen verrichte ten aanzien van de administratie of boekhouding binnen het bedrijf. De getuigen wijzen verdachte niet aan als verantwoordelijke binnen [naam bedrijf] of ze kennen hem niet binnen het bedrijf. Zij verklaren juist over anderen dat zij een leidinggevende of sturende rol hadden binnen het bedrijf. Er is weliswaar een getuige die verklaart dat verdachte de directeur of eigenaar van [naam bedrijf] zou zijn, maar die verklaring wordt niet ondersteund door de overige stukken en getuigenverklaringen in het dossier. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat verdachte aan de tenlastegelegde verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven of deze feiten mede heeft gepleegd. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde [belastingfraude, red.]”
Omdat de rechtbank geen betrokkenheid van de verdachte bij de vermeende strafbare gedragingen vaststelt, volgt ook vrijspraak van deelname aan een criminele organisatie. Er is volgens de rechtbank geen bewijs dat hij samenwerkte met anderen met het oogmerk om belastingfraude te plegen.
Met de uitspraak zet de rechtbank een streep door de verdenkingen die sinds 2019 boven de boekhouder hingen. De vennootschap waarvoor hij werkte werd toen failliet verklaard.
Veroordelingen
De vrijspraak van de boekhouder staat niet op zichzelf. In twee gelijktijdig gewezen zaken (ECLI:NL:RBAMS:2025:7276 en ECLI:NL:RBAMS:2025:7277) veroordeelde de rechtbank Amsterdam andere betrokkenen bij dezelfde vennootschap wél tot gevangenisstraffen van respectievelijk veertien en twaalf maanden. In die zaken achtte de rechtbank bewezen dat de verdachten feitelijk leiding gaven aan het structureel niet afdragen van loonheffingen en actief betrokken waren bij het onttrekken van gelden aan de vennootschap, terwijl zij bewust geen contact met de Belastingdienst zochten.
