Supermarktketen Jan Linders heeft een medewerker van een distributiecentrum na 39 jaar dienst op staande voet ontslagen, nadat de man een creatieve manier vond om van de lege flessen af te komen die zich in het bedrijf ophoopten. Geheel onterecht, oordeelt de rechtbank Limburg.
Uit de door werknemer gegeven uitleg heeft de kantonrechter niet de overtuiging gekregen dat de man voornemens was om zichzelf of anderen te bevoordelen ten koste van de werkgever. Integendeel, de werknemer heeft er blijk van gegeven zijn werk op de beste wijze te willen verrichten. De gekozen werkwijze is mogelijk aan te merken als een foutieve managersbeslissing, maar levert geen grond op voor een ontslag op staande voet. De supermarktketen is de man dan ook een behoorlijk bedrag verschuldigd aan schadevergoeding, transitievergoeding en een billijke vergoeding.
Lege bierflesjes
De man was op 1 mei 1982 bij Jan Linders in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van Supervisor binnen het distributiecentrum van Jan Linders. Onder zijn functie viel onder andere het toezicht op de afdeling Reverse & Returns. Bij Jan Linders kunnen klanten ook emballage inleveren van dranken die niet door de supermarktketen zelf worden verkocht. Concreet gaat het met name om lege bierflesjes van buitenlandse biermerken die Jan Linders niet voert, of voerde. Deze emballage kwam vanuit de diverse vestigingen samen in het distributiecentrum. Daar hoopte het op, omdat Jan Linders die emballage niet kon inleveren bij haar eigen leveranciers.
Afvoer flesjes
Binnen Jan Linders gold geen beleid ten aanzien van de afvoer van deze buitenlandse emballage. Toen de werknemer in 2013 verantwoordelijk werd voor de afvoer van deze emballage heeft hij besloten deze te laten afvoeren door een of twee medewerkers van Jan Linders tijdens werktijd en met een door Jan Linders gehuurde bus. Afvoer vond plaats naar een drankenleverancier in Duitsland, die de emballage wilde innemen. Na aftrek van de kosten voor het huren van de bus werd de opbrengst van de emballage afgedragen aan de afdeling Finance.
In 2018 zijn de twee medewerkers die de buitenlandse emballage afvoerden, overgeplaatst naar een andere afdeling. Hiermee kwam de afvoer van de buitenlandse emballage stil te liggen. De supervisor heeft binnen Jan Linders geïnformeerd wie de buitenlandse emballage wilde afvoeren maar daarvoor heeft zich in eerste instantie niemand gemeld. Daarop heeft hij de wijze van afvoer veranderd in die zin dat die voortaan gebeurde door een medewerker van Jan Linders in eigen tijd en voor eigen kosten (huur bus) maar die medewerker mocht de opbrengst zelf houden. Een werknemer van Jan Linders was onder die condities bereid voor de afvoer van de emballage zorg te dragen. Toen zijn inleveradres de emballage echter niet meer wilde hebben is de medewerker hiermee gestopt.
Zoon voert flessen af, supervisor in de problemen
De zoon van de supervisor heeft daarop aangeboden om samen met een vriend van hem, de buitenlandse emballage op te halen en af te voeren op dezelfde condities als de medewerker dat had gedaan. Op 19 februari 2021 werd door de zoon van de supervisor en diens vriend wederom de buitenlandse emballage opgehaald bij het Distributiecentrum. Dit werd gezien door een medewerker van Jan Linders. Daarop waren de rapen gaar. De supervisor gaf uitleg over de kwestie, maar werd niettemin na 39 op staande voet ontslagen.
Werknemer stapt naar de rechter over ontslag
De supervisor verzocht daarop bij de kantonrechter om schadevergoeding, transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter stelt voorop dat ontslag op staande voet een “ultimum remedium” is met zeer verstrekkende gevolgen voor de werknemer die het treft. De toets van een gegeven ontslag op staande voet is daarom strikt. Een geldige reden voor een ontslag op staande voet kan zijn dat de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt (artikel 7:681 lid 1 BW in samenhang met artikel 7:678 lid 2 onderdeel d BW). De stelplicht en bewijslast ten aanzien van het bestaan van de dringende reden liggen echter bij de werkgever, dus bij Jan Linders.
De gedraging die Jan Linders de supervisor verwijt is dat hij buitenlandse emballage, die eigendom was van Jan Linders, liet afvoeren door een derde en dat het geld dat daarmee werd verkregen Jan Linders niet ten goede kwam. Jan Linders kwalificeert dit als het wegnemen van bedrijfseigendommen en daarmee diefstal (of verduistering).
Indien er inderdaad sprake zou zijn van het moedwillig ontvreemden van eigendommen van Jan Linders deelt de kantonrechter de opvatting van Jan Linders dat het hier om een volstrekt onacceptabele situatie gaat en dat van haar niet gevergd kan worden om de werknemer langer in dienst te houden. Het ontslag op staande voet zou dan terecht gegeven zijn.
Maar als van moedwillig vervreemden van eigendommen ten nadele van Jan Linders geen sprake is, maar van een managersbeslissing die met de beste voornemens is genomen, dan ligt dat anders. Dan was er geen sprake van een rechtsgeldige grond voor ontslag op staande voet. Het feit dat die managersbeslissing niet gedeeld zou zijn met hoger management of wellicht achteraf gezien niet de meest optimale beslissing is, maakt dat niet anders. Dan is er hooguit sprake van een fout en daar past een ontslag op staande voet, het ultimum remedium bij arbeidsconflicten, niet bij. Zeker niet bij een werknemer met het langdurige dienstverband en onberispelijke staat van dienst als deze werknemer.
Geen bewijs diefstal of verduistering, tunnelvisie Jan Linders
Zoals hiervoor werd overwogen draagt Jan Linders de bewijslast van de door haar gestelde dringende reden, de diefstal of verduistering door de supervisor. De kantonrechter stelt vast dat dat bewijs enkel bestaat uit de constatering dat emballage is afgevoerd en de opbrengst niet ten goede is gekomen aan Jan Linders. Tegenover deze constatering heeft de werknemer een uitvoerige verklaring gezet waarop Jan Linders enkel reageert met de stelling, daaraan geen geloof te hechten. Waarom zou de werknemer echter niet de waarheid spreken? Een overtuigende motivering daarvoor ontbreekt geheel. Dat lijkt te wijzen op het feit dat Jan Linders niet open staat voor een andere verklaring, een fenomeen dat ook wel wordt aangeduid met de term “tunnelvisie”.
Verklaring werknemer geloofwaardig
De kantonrechter gelooft de verklaring van de werknemer en komt daarom tot de conclusie dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven. Daarbij is onder meer relevant dat de werknemer heeft uitgelegd dat hij een kosten/batenanalyse heeft gemaakt. Daarbij heeft hij niet alleen gekeken naar de opbrengst van de emballage maar ook naar de kosten bij afvoer door medewerkers van Jan Linders, zoals de betreffende manuren, het gemis van deze medewerkers op de werkvloer tijdens het uitvoeren van deze klus en de huur van de bus. Zijn conclusie was dat de opbrengst netto nagenoeg nihil was. Deze analyse is door Jan Linders niet gemotiveerd weerlegd.
De manier van opereren van de supervisor past niet bij een persoon die willens en wetens zijn werkgever benadeeld. In dat geval zal men een en ander heimelijk willen laten verlopen. Daarvan blijkt echter niets.
Geen bevoordeling
Alles afwegende heeft de kantonrechter dan ook niet de overtuiging gekregen dat de supervisor voornemens was om zichzelf of familie en/of vrienden te bevoordelen ten koste van Jan Linders. Integendeel, hij heeft naar het oordeel van de kantonrechter feitelijk alleen zijn werk op beste wijze willen verrichten. Het ontslag op staande voet is dan ook ten onrechte gegeven. De opzegging is aldus in strijd met de daarvoor geldende regels. Nu de ontslagen werknemer geen vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst verzoekt, maar berust in het einde van het dienstverband, stelt de kantonrechter vast dat de arbeidsovereenkomst per 4 maart 2021 is geëindigd.
Vergoedingen
De rechter veroordeelt Jan Linders tot betaling aan van:
- € 20.313,83 bruto aan schadevergoeding in verband met een onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst;
- € 58.641,10 bruto aan transitievergoeding
- € 11.607,93 bruto aan ten onrechte ingehouden gefixeerde schadevergoeding
- € 331.748,74 bruto en € 117.748,00 netto aan billijke vergoeding
- € 2.500,00 aan ten onrechte ingehouden schadevergoeding